4.2: Hoe ontstond de industrie?

Burgers en stoommachines
4.2 Hoe ontstond de industrie?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines
4.2 Hoe ontstond de industrie?

Slide 1 - Tekstslide

1. Welke 3 beroepssectoren zijn er?
2. Noem bij elke sector 1 beroep

Slide 2 - Open vraag

Waarom werken mensen in arme landen veel in de landbouwsector?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent automatisering?
A
Dat alles vanzelf gaat.
B
Alle apparaten werken automatisch.
C
Als robots en machines het werk overnemen van mensen
D
Als machines en computers het werk overnemen van mensen

Slide 4 - Quizvraag

Cursus 4.1 Elk doet zijn werk
alle mensen die werken of op  zoek zijn naar werk.
groep beroepen: landbouwsector,  industriesector en dienstensector
groep landbouw-, mijnbouw- en visserijberoepen waarbij producten uit de natuur worden gehaald (agrarische sector)
groep van industrieberoepen en ambachten waarbij producten worden gemaakt. 
als machines en computers het  werk van mensen overnemen
alle banen samen
doel is om winst te maken
beroepsbevolking
beroepssectoren
landbouwsector (primaire sector) 
industriesector (secundaire sector)
 automatisering
werkgelegenheid
 commercieel

Slide 5 - Sleepvraag

Lesdoelen 4.2
  • Je kunt het begrip huisnijverheid uitleggen. 

  • Je kunt het begrip industriële revolutie uitleggen.


  • Je kunt 3 gevolgen noemen waar de uitvindig van de stoommachine voor heeft gezorgd.

 

  • Je 3 oude energiebronnen noemen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je al over de Industriële Revolutie?

Slide 7 - Woordweb

de katoen industrie 
  • Slaven uit Afrika werkten op plantages in Zuid-Amerika
  • Plantageproducten, zoals katoen, werden naar Europa gebracht
  • In Europa werd het katoen verwerkt tot kleding 
  • Vanaf circa 1500 zijn er meer dan 10 miljoen slaven verhandeld.
  • Afschaffing van de slavernij was pas op 1 juli 1863

Slide 8 - Tekstslide

Driehoekshandel

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Aan de slag
Wat: Maak de leerstof + opdrachten onder de prikker


Hoe: Op je ipad


Hulp: vraag in de stamgroepje, lukt dit niet kom je naar de docent


Klaar: Maak het studieadvies na afronding leerstof + opdrachten

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Engeland
Waar de IR begon

  • Groot en machtig land dat de baas was over veel andere landen. 
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor zijn er meer spullen, voedsel en kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven in de VS op plantages wordt geplukt. Dit werd verwerkt in de huisnijverheid en verkocht.

Het Britse Rijk rond 1700

Slide 12 - Tekstslide

Huisnijverheid
  • In huizen van veel boeren stonden werktuigen van hout, die het katoen verwerkten in stukken stof. Daar werd dan weer kleding van gemaakt.
  • Dit ging alleen niet snel genoeg.
Op de foto op de achtergrond zie je huisnijverheid in de 19e eeuw. Een jongen zit op een weefgetouw van hout en een oude vrouw is links aan het spinnen op een spinnewiel

Slide 13 - Tekstslide

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 14 - Tekstslide

Soorten 'oude' energie
  • In de huisnijverheid werd er gebruik gemaakt van spierkracht. Dit is een voorbeeld van energie.
  • Ook kan de natuur energie opwekken. Dit noemen we natuurlijke energie

Slide 15 - Tekstslide

Soorten 'oude' energie
Oude energiebronnen:
  1. spierkracht
  2. dierkracht
  3. waterkracht
  4. windkracht

Slide 16 - Tekstslide

Natuurlijke energie
Energie

Slide 17 - Sleepvraag

Aan de slag
Wat: Maak de leerstof + opdrachten 4.2 onder de prikker


Hulp: vraag in de stamgroepje, lukt dit niet kom je naar de docent


Klaar: 

  • Maak het studieadvies na afronding leerstof + opdrachten
  • Maak als afronding de cursustoets (onvoldoende? Maak de oefengenerator)

timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Nieuwe energiebronnen
Rond 1780 nieuwe energiebron de stoommachine:
Apparaat dat aangedreven wordt door hete damp van kokend water.

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

<- Spinning jenny
Schietspoel ->

Slide 21 - Tekstslide

Gevolgen uitvinding stoommachine:
  • bouw van fabrieken, machines zijn te groot geworden.
  • veel productie in korte tijd.
  • goedkoop produceren, lage lonen
  • huisnijverheid houdt op te bestaan; kunnen niet meer concurreren met de fabrieken.
  • vervoer ging sneller (stoomtrein, stoomboot)

Slide 22 - Tekstslide

Na de industriële revolutie
  • Machines doen het meeste werk i.p.v. mensen.
  • Mensen werken in fabrieken met machines.
  • Lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden, kinderarbeid.

Slide 23 - Tekstslide

Werken in de fabriek
  • Werkgevers hadden werknemers in dienst. Dit waren mannen, vrouwen én kinderen (kinderarbeid).
  • Ze moesten lang en hard werken en verdienden weinig
  • Zo konden de fabrieken goedkoop produceren.

Slide 24 - Tekstslide

De sociale kwestie
  • Door urbanisatie (mensen gaan naar de steden) verslechterden de werk én leefomstandigheden. 
  • Slechte hygiëne, gevaarlijk werk en lage lonen.
  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
  • Onderwijswet

Slide 25 - Tekstslide

  • Trekschuit
  • Als eerste
  • Veilig en goedkoop
  • Na 1800 werden spoorlijnen belangrijker
  • Vanaf 1821
  • Kolen en textiel
  • Vast tijdsschema

Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video

Aan de slag
Wat: Maak geheel 4.2 onder de prikker


Hulp: vraag in de stamgroepje, lukt dit niet kom je naar de docent


Klaar: 

  • Topografie
  • Ander vak werken

timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Aardolie, steenkool, zon, wind en water zijn voorbeelden van....
A
energiebronnen
B
fabrieken
C
automatisering
D
huisnijverheid

Slide 29 - Quizvraag

Iemand die werkt voor een baas is een.....
A
agrariër
B
werknemer
C
dienstverlener
D
werkgever

Slide 30 - Quizvraag

De strijd om zoveel mogelijk producten te verkopen en klanten te winnen noem je.....
A
automatisering
B
concurrentie
C
industrie
D
energie

Slide 31 - Quizvraag

De grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gaan werken noem je......
A
industriesector
B
industriële revolutie
C
agrarische sector
D
industrie

Slide 32 - Quizvraag

Het thuis maken van goederen bestemd voor de verkoop door ambachtslieden of boeren is.....
A
industrie
B
concurrentie
C
fabrieksproductie
D
huisnijverheid

Slide 33 - Quizvraag

Een persoon of bedrijf met één of meer personen in dienst (baas) is een.....
A
werknemer
B
fabriek
C
industrie
D
werkgever

Slide 34 - Quizvraag

In de huisnijverheid gebruiken mensen de ..... van hun spierkracht om het weefgetouw en het spinnewiel in beweging te brengen. Welk woord ontbreekt hier?
A
energie
B
kracht
C
arbeid
D
werkgever

Slide 35 - Quizvraag

Watermolens gebruiken stromend water, molenaars en zeilers, gebruiken de wind. Water en wind zijn....
A
Energiebronnen
B
Industriële revolutie
C
Werkgevers
D
Stoommachines

Slide 36 - Quizvraag