Negative Questions
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Link
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
Maak een ontkennende vraag:
She is shopping.
She is shopping.
Slide 8 - Open vraag
Maak ontkennende vraag:
You are class 3.
You are class 3.
Slide 9 - Open vraag
Maak een ontkennende vraag:
They found English very hard.
They found English very hard.
Slide 10 - Open vraag
Maak een ontkennende vraag:
They find English very hard.
They find English very hard.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Waarvoor kun je ontkennende vragen gebruiken?
Slide 13 - Open vraag
Maak een ontkennende vraag:
She was visiting her grandparents
She was visiting her grandparents
Slide 14 - Open vraag
Maak ontkennende vraag:
She sings beautifully.
She sings beautifully.
Slide 15 - Open vraag
MAKE A NEGATIVE QUESTION
Slide 16 - Open vraag
Maak een ontkennende vraag:
Pip is a very friendly girl.
Pip is a very friendly girl.
Slide 17 - Open vraag
Waarom gebruiken we een ontkennende vraag?
A
Rethorische vraag
B
Verrassing uit te drukken
C
Enthousiasme uit te drukken
D
Vraag waar je 'ja' op verwacht
Slide 18 - Quizvraag
Maak een negative question.
You're very happy.
You're very happy.
A
Weren't you very happy?
B
Aren't you very happy?
