B1-K1-W6 - Samenvattende les

Werkpoces: B1-K1-W6
Semester: 2

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Werkpoces: B1-K1-W6
Semester: 2

Slide 1 - Tekstslide

Sociale kaart
In de Sociale Kaart vind je andere disciplines waarmee jij als MZ zorg moet afstemmen.
Een logopedist kan zowel in de interne als de externe Sociale Kaart van een zorginstelling opgenomen zijn.
Interne Sociale Kaart
Je vindt er welke afdeling/persoon binnen de instelling je voor welke onderwerpen kunt benaderen.
Externe Sociale Kaart
Je vindt hier alle organisaties waar een instelling mee samenwerkt om de eigen doelstellingen te bereiken.
Functie Sociale Kaart
Je kunt er een beroep op doen voor informatie, ondersteuning en verwijzing.

Slide 2 - Tekstslide

Non-profit- en profitorganisaties
  • Profit- streven naar winst
  • Non profit- streven niet naar winst.
Veelal werk je in de zorg/ als beroepskracht MZ binnen non-profitorganisaties.

Visie: Waarvoor een organisatie in de toekomst voor wilt gaan
Missie: het bestaansrecht van uw organisatie, Zegt iets over: 
'waar we voor staan',  Zegt iets over:'wie we zijn', Blik naar binnen:
Organisatiegericht

Slide 3 - Tekstslide

Organisatiestructuren
  • De lijnorganisatie: in één oogopslag kan je zien wie boven aan zit en wie onderaan. Bijvoorbeeld.. bestuur, directie, woongroep
  • De lijn-staforganisatie: is een lijnorganisatie waarbij een staf aan is toegevoegd. Staf heeft een adviserende rol. bijvoorbeeld psycholoog of pedagoog
  • Zelfsturende teams: functioneert zonder leidinggevende

Slide 4 - Tekstslide

Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Een functie bestaat uit 3 onderdelen:
  1. Taken (1 of meer werkzaamheden)
  2. Verantwoordelijkheden ( je kun aangesproken worden op het goed uitvoeren van je taak)
  3. Bevoegdheden ( het recht om zelfstandig beslissingen te nemen)

Slide 5 - Tekstslide

Sociale kaart
In de Sociale Kaart vind je andere disciplines waarmee jij als MZ zorg moet afstemmen.
Een logopedist kan zowel in de interne als de externe Sociale Kaart van een zorginstelling opgenomen zijn.
Interne Sociale Kaart
Je vindt er welke afdeling/persoon binnen de instelling je voor welke onderwerpen kunt benaderen.
Externe Sociale Kaart
Je vindt hier alle organisaties waar een instelling mee samenwerkt om de eigen doelstellingen te bereiken.
Functie Sociale Kaart
Je kunt er een beroep op doen voor informatie, ondersteuning en verwijzing.

Slide 6 - Tekstslide

Afstemmen displines
Orthopedagoog
De cliënt blijft in zijn ontwikkeling achter
AVG-arts
De verstandelijk beperkte cliënt lijkt grieperig
Logopedist
De begeleiding zoekt mogelijkheden om te communiceren met de cliënt
Vaktherapeut
De cliënt heeft problemen om zijn emoties te uiten
Fysiotherapeut
De cliënt heeft spasmes

Slide 7 - Tekstslide

Soorten gesprekken
Het is van belang dat je weet welke soorten tweegesprekken je kan inzetten zodat je aansluit op de behoefte van een cliënt.

Tweegesprek: een gespreksvorm waarbij twee mensen met elkaar in gesprek gaan -> dialoog.
Voorwaarden voor effectief tweegesprek:
  • Verantwoordelijkheid bij de cliënt
  • Vertrouwensband
  • Ben je de gesprekspartner of gespreksleider?
  • Vaardigheden beheersen: 1. directieve gespreksvaardigheden 2. Non-directieve gespreksvaardigheden

Soorten tweegesprekken:
  • Helpend gesprek wanneer een cliënt of diens naaste een probleem heeft en daarvoor met jou wilt praten.
  • Slechtnieuwsgesprek: een gesprek waarin een cliënt of diens verwanten iets vervelends meedeelt.
  • Informatief gesprek: een gesprek waarin de persoon feitelijke informatie geeft aan de andere persoon.
  • Probleemoplossend gesprek: cliënt helpen om zelf tot een oplossing te komen.


Slide 8 - Tekstslide

Vergaderen
De term groepsgesprek: geven we aan dat meerdere personen of een groep met elkaar overleg voert. 
Het doel van het overleg kan zijn:




  • het uitwisselen van informatie, meningen of argumenten;
  • het nemen van beslissingen;
  • het oplossen van problemen;
  • het geven van adviezen.

Slide 9 - Tekstslide

Positief deelnemersgedrag
  • Organiseren
  •  Kritisch denken
  • Stimuleren
  • Opbouwen
  • Helpen 

Slide 10 - Tekstslide

Negatief deelnemersgedrag
  • Alles beter weten
  • Zeuren
  • Zwijgen
  • Veel praten
  • Afwijken
  • Ja knikken
  • Clownesk gedrag
  • Manipuleren - verborgen agenda 

Slide 11 - Tekstslide

Teamoverleg - vergaderen 
Doel: oplossingen bespreken, stand van zaken bespreken, problemen voorkomen. Besluiten nemen, aanpassen van bijv regels, volgen van werkwijze.

Drie vormen:
  • Informatief
  • Besluitvormend
  • Probleemoplossend



Slide 12 - Tekstslide

Teamoverleg - vergaderen 
Volgorde:
  1. Opening
  2. Notulen
  3. Mededelingen
  4. Bespreking van verschillende onderwerpen
  5. Rondvraag of w.v.t.t.k.

Slide 13 - Tekstslide

Rapporteren
Rapporteren: vastleggen
  • Rapporteren is het schriftelijk en mondeling verslag doen van gebeurtenissen of situaties die zijn waargenomen.

Slide 14 - Tekstslide

Functies rapporteren
  • Informeren
  • Evalueren
  • Informele informatie uit te wisselen
  • Advies te geven
  • Dingen te verantwoorden
  • Continuïteit in zorg en begeleiding te kunnen bieden
  • Signaleren
  • Afspraken vast te leggen 

Slide 15 - Tekstslide

Rapporteren en privacy
Je moet bij het rapporteren rekening houden met de privacy.

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) regelt hoe instellingen om moeten gaan met persoonsgegevens, wat er allemaal wel en niet mag gebeuren met persoonsgegevens. 








Er zijn uitzonderingen rondom inzagerecht en toestemmingsecht van de cliënt -> bemoeizorg. 
gegevensvervuiling
gegevens die niet meer van toepassing zijn. Oude informatie.
gebruikersvervuiling
informatie doorspelen naar andere voor andere doeleinden.
ondoorzichtigheid
Niet meer duidelijk is wie nu over welke gegevens beschikt en wie toegang heeft tot welke bestanden.

Slide 16 - Tekstslide

Groep
Een groep ontstaan wanneer mensen iets gemeenschappelijk met elkaar hebben.


Kenmerken van een groep:
  • Er is een groepsdoel.
  • Er is sprake van groepsinteractie.
  • Er is een bepaalde machtsstructuur.
  • Er zijn groepsnormen.
  • Er zijn groepsrollen.


Slide 17 - Tekstslide

Indeling van groepen
  • primaire: het gezin
  • secundaire groepen: een volleybalteam met mannen en vrouwen
  • formele: een werkteam
  • homogene: een groep vrouwen die rond de 30 zijn, hebben allen een Turkse achtergrond en wonen in Rotterdam Noord 
  • gesloten groepen: Amish: De Amish is een geloofsgemeenschap die je voornamelijk tegenkomt in de staat Pennsylvania in Amerika

Slide 18 - Tekstslide

Communicatie zone
Intieme zone
Iemand gaat naast je zitten in een verder lege bus.
Persoonlijke zone
Tegenover elkaar zitten aan een tafeltje bij de McDonalds.
Sociale zone
Je begroet de ander bij het binnenkomen in de wachtruimte; je hebt echter verder geen zin in een praatje en speelt daarom een spelletje op je telefoon.
Publieke zone
Ik wacht op het perron op de metro. Verderop staat nog iemand te wachten.

Slide 19 - Tekstslide

Basisaspecten communicatie 
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
Interactie is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding
  • Tweezijdige communicatie versus eenzijdige communicatie
  • Non-verbaal versus verbaal
  • Inhoud versus betrekkingsniveau 

Slide 20 - Tekstslide

Communicatieproblemen
Bij een communicatieprobleem gaat er iets mis in het overbrengen (zender) of het ontvangen van de boodschap.
  • verschil in achtergrond en gewoonten (referentiekader);
  • het verkeerd vertalen van de boodschap;
  • het verkeerd begrijpen van de boodschap;
  • communicatiestoornissen;
  • interne, externe ruis.

Slide 21 - Tekstslide


Effectieve communicatie
Actief luisteren is ontzettend belangrijk. Vorige week hebben we hier mee geoefend. Om te checken wat je hoort en ook effectief en goed te luisteren is het stellen van vragen heel belangrijk.

Je hebt vier soorten vragen:
  • Open - Geeft je meer ruimte om te antwoorden en nodigt uit om meer te vertellen. Open vragen beginnen vaak met: wie, wat, waar, welke, waarom, hoe
  • Gesloten - vraag die weinig ruimte laat voor antwoord. Vaak met een of twee woorden te beantwoorden.
  • Indirecte vragen- onopvallende manier de ander uitnodigt om over zichzelf te praten.
  • Suggestieve vragen- verraadt welk antwoord je wilt horen of verwacht te horen. Stuur je het gesprek en daarmee de aandacht van de ander. 

Slide 22 - Tekstslide


Luisteren
kritisch luisteren
je luistert om een mening te vormen
globaal luisteren
je volgt alleen de grote lijnen van een gesprek
empathisch luisteren
je wilt de ander begrijpen en steunen
intensief luisteren
je wilt zo veel mogelijk informatie op je nemen

Slide 23 - Tekstslide

Waarom samenvatten?
Bij het samenvatten van het verhaal van een ander is het belangrijk om dat in je eigen woorden te doen. Op deze manier kun je goed controleren of je het verhaal van de ander goed hebt begrepen. Door het verhaal kort samen te vatten krijgt de spreker het gevoel dat je goed naar hem luistert. Bovendien geef je hem de gelegenheid je te corrigeren of je aan te vullen. Bijvoorbeeld: ‘Klopt, maar er is nóg een reden. Ik zou graag meer met andere mensen willen werken.’

Slide 24 - Tekstslide

Feedback
Feedback = het terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag) van de een op de ander overkomt.

Nut van feedback:
  • Feedback ondersteunt en bevordert positief gedrag.
  • Feedback helpt de ander beter begrijpen.
  • Feedback maakt duidelijk welk gedrag niet en welk gedrag wél gewenst is

Opbouwende feedback = Je vertelt duidelijk wat je waardeert en waarom, of wat er beter kan en waarom.
  • ''Feed'' back - zit het woord ''voeden'' in. 

Slide 25 - Tekstslide

Feedback- hoe doe je dat dan? 
Drie elementen: Ik + mijn gevoelens en gedachten + gedrag van de ander


Als hulpmiddel kun je de 4 g's toepassen;
  • Gedrag - ik zie/ ik hoor
  • Gevoel - benoem gevoel ''wat doet het met je' (altijd vanuit de ik.. nooit dat vinden anderen ook..'). 'Dit geeft mij het gevoel dat
  • Gevolg- effect wat het heeft op jou/jouw handelen
  • Gewenste gedrag - ''ik zou het prettig vinden als...' Mij zou het helpen als...
  • Gebruik eventueel de sandwich methode- top-tip-top 

Slide 26 - Tekstslide

Verdedigingsreacties 
  • Ontkenning ("Nee hoor, zo ging het helemaal niet")
  • Verdringing (Niet meer kunnen herinneren)
  • Rationalisatie ("Ja maar ik kon er niets aan doen. Want toen ik...")
  • Projectie ("Ik heb het jou ook wel eens zien doen, als jij het eerder tegen mij had gezegd dan..")

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide