hoofdstuk 5 par 1 t/m 4

Hoofdstuk 5
handel en de opkomst van steden
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 14 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
handel en de opkomst van steden

Slide 1 - Tekstslide

Er komen weer steden
- Rond het jaar 1000 komen er door toenemende handel en nijverheid weer meer steden.
De oorzaken daarvan:
- Landbouwopbrengsten stijgen (halsjuk, ijzeren ploeg, drieslagstelsel)
- Kloosters en domeinheren gaan meer woeste  gronden ontginnen waardoor er meer landbouwgrond komt (het is veiliger geworden)
Gevolg van de toename van voedsel is een bevolkingstoename in Europa.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Voedseloverschotten
- handelaren halen voedseloverschotten op bij dorpen en brengen die naar de stad.
- In een stad ontstaan nieuwe beroepen en mensen kunnen zich weer gaan specialiseren (nijverheid)
- Stedelingen hebben meer vrijheden omdat ze geen pacht hoeven te betalen + minder verantwoording aan de heer hoeven af te leggen.
- In de late middeleeuwen (1000 - 1500) ontstond een agrarische stedelijke samenleving. Toch leven de meesten mensen nog op het platteland.

Slide 5 - Tekstslide

Waar ontstonden steden?
- In de buurt van handelsknooppunten (wegen)
- Bij de rivier: Je kan hierdoor de stad beter bevoorraden, schoon drinkwater, meteen een riool.
- Aan de kust.

Slide 6 - Tekstslide

Er komt meer geld in omloop
- Wegen worden weer hersteld en aangelegd --> handel neemt daardoor toe.
- Er ontstaat weer een geldeconomie. (Veel verschillende munten) --> Pacht wordt ook steeds vaker in geld betaald.
- Boeren gaan geld ook steeds vaker gebruiken omdat het kopen en verkopen van producten op markten vooral handig zijn als je geld gebruikt i.p.v. ruilen.
- Je moet wel steeds munten omwisselen bij een wisselkantoor omdat munten onbetrouwbaar zijn (valsmunters)
- Gevolg van dit alles is dat de handel en nijverheid sterk toenam.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

handelsnetwerken
- Op sommige drukke handelsplekken moet tol betaald worden. In ruil daarvoor kreeg je veiligheid. Dit kan bij een zeedoorgang zijn maar ook op een belangrijke handelsweg. (Hanzesteden hoeven
- Handelssteden gaan een samenwerking aan om zo sterker te staan. Een goed voorbeeld is de Hanze. (haring, hout, linnen)
- Koggeschepen zijn heel belangrijk. Een heel groot ruim en zeewaardig. Weinig kanonnen nodig omdat de route veilig was.
- Minder concurrentie, vaste stroom goederen, samen zorgen voor veiligheid.
- Er ontstaan door heel Europa verschillende handelsnetwerken. Die voor een grote diversiteit aan goederen zorgden.

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 2


De middeleeuwse stad

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

De stad.
- Steden ontwikkelen zich op het grondgebied van een heer.
- Steden willen zelf meer macht en willen stadsrechten in ruil voor geld en soldaten.
- Leer hoe het bestuur van de stad in elkaar zit.
- Leer waarom het gilde zo belangrijk was in een stad.

Slide 15 - Tekstslide

gilde
- Veel beroepsgroepen beginnen een gilde.
- Voordelen om deel te nemen aan een gilden: beschermt de leden van het gilden. Geen concurrentie, begrafenis betaald, hulp bij ziekte.
- Nadelen
- Je mag pas lid worden van het gilden als je als gezel de meesterproef gehaald had (zorgt voor goede kwaliteit van de producten)
- Je begint als leerling daarna wordt je gezel (je krijgt dan iets betaald) en daarna meester (meesterproef afgelegd.)
- Zowel mannen als vrouwen mogen bij het gilden. Al was de leiding van het gilden bijna altijd in handen van de mannen.

Slide 16 - Tekstslide

sociale lagen in een stad
- bovenlaag: Rijke kooplieden en belangrijke ambachtslieden (gildemeesters)
- middengroep: winkeliers en ambachtslieden
- gewone arbeiders
- bedelaars en daklozen --> aangewezen op de hulp van de kerk en rijke inwoners.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

stadsrechten
- In het begin werden steden bestuurd door de heer van het gebied. (koning, graaf, hertog)
- Inwoners willen al snel zelf meer macht (weten zelf beter wat goed voor ze is. In een stad zijn andere regels nodig dan op het platteland)
- Ze willen hun eigen rechtspraak maar ook eigen veiligheid regelen. Dit konden ze regelen door stadsrechten te krijgen van de heer. Dit vaak in ruil voor geld. Steden betalen elk jaar voor de stadsrechten.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Rechtspraak en bestuur
leer het volgende:
- Wat is de rol van de schout in de stad?
- Wat is de rol van de schepenen in de stad?
- Welke burgers hebben de macht in een stad?
- Uit welke groepen bestaat de burgerij van de stad?

Slide 21 - Tekstslide

schout en schepenen
schout en schepenen zorgen voor de rechtspraak in de stad.
schout: voorzitter van de rechtbank. (benoemd door de heer van het gebied, is een soort doorgeefluik tussen de heer en de stad)
- Heer van het gebied moet het wel eens zijn met de keuzes van de stad / wie schepenen of schout mochten worden.
- Ook zorgen de schepenen en de schout voor het verdere bestuur van de stad (veiligheid, markten organiseren etc.)
- Eigenlijk hebben alleen de rijke mensen uit de stad invloed op het bestuur.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

paragraaf 3


                              De kerk in de late middeleeuwen

Slide 24 - Tekstslide

geloven in de middeleeuwen
- Paus leidt de katholieke kerk vanuit Rome.
- Hemel en hel speelt een een grote rol binnen het geloof.
- Middeleeuwse mensen geloven dat mensen van nature slecht zijn en dat je hulp van de kerk nodig hebt om op het goede pad te blijven.
- Als je iets fout deed heette dit een zonde. (biechten)
- Je kon ook goede dingen doen om op het rechte pad te blijven. (bidden, arme mensen helpen etc.)
- Bidden doe je tot god of een heilige. Heilige maagd Maria is een van de belangrijkste.
- Je kon ook een bedevaart maken naar een heilige plaats (vaak een plek waar een wonder is gebeurd (Maria beeld dat gehuild heeft etc.)

Slide 25 - Tekstslide

De organisatie van de kerk
- Paus is het belangrijkste.
- Hij wordt door kardinalen geholpen bij het besturen van de kerk vanuit Rome.
- De paus / de koning mag de bisschoppen aanstellen.
- Bisschop is de baas over een bisdom (gebied) waarbij hij vanuit de kathedraal tegen de pastoors zegt hoe ze met het geloof moeten omgaan.
- De bisschop heeft dus veel macht in de plaatselijke kerken. Daarom wil de heer ook graag Bisschoppen aanstellen.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Mensen met een ander geloof
- Niet iedereen was het eens met de uitleg die de kerk aan het geloof en de bijbel gaf.
- Veel gelovigen willen hun eigen draai aan het geloof geven en gingen in afzondering hun geloof belijden (kloosters) --> Franciscanen Dominicanen etc. Allemaal met eigen regels. De ene strenger dan de ander.
- Sommige groepen maakten zich echt los van de kerk. Deze mensen worden ketters genoemd door de paus en de kerk. Deze mensen werden vervolgd en in de ban gedaan (naar de hel)
- Joden en later ook moslims werden niet goed ontvangen door de kerk. De kerk steunde vaak geweld tegen deze anders gelovige. (kruistochten)


Slide 28 - Tekstslide

kruistochten
- Moslims rukten steeds verder op naar Rome.
- Jeruzalem werd door de moslims veroverd.
- 1096 --> eerste kruistocht. Paus roept op om de heilige stad terug te veroveren. Veel christenen gaven hieraan gehoor (avontuur, rijkdom vergaren, plekje in de hemel beloofd, zonden vergeven)
- Er komen 7 kruistochten. Uiteindelijk valt Jeruzalem en breidt het moslim rijk zich uit tot Turkije (Constantinopel)
- Door de kruistochten ontstaat er een nog diepere kloof tussen de geloven. Al heeft het ons wel veel Oostelijke wijsheid opgeleverd (kaarten maken, wiskunde, geneeskunde etc.)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Wat valt je op?

Slide 31 - Tekstslide

paragraaf 4


Het ontstaan van staten

Slide 32 - Tekstslide

vorsten, ambtenaren, huurlegers
Nadelen van steden was dat koningen weinig te zeggen hadden in de steden.
Voordelen van steden in hun gebied was dat het geld en rijkdom en aanzien opleverde.
Pacht werd door de boeren nu ook in geld betaald.
Gevolg was dat de koning / heer veel meer geld binnenkreeg.

Slide 33 - Tekstslide

Gevolgen van de toegenomen rijkdom van de heer / koning
- Koning kan ambtenaren in dienst nemen omdat je ze een salaris kan betalen --> makkelijker om zijn rijk vanuit 1 plek te regeren / controleren.
- Ambtenaren met een salaris luisteren veel beter dan de leenmannen die grond in leen hadden. (en later als eigendom zijn gaan zien)
- Door het geld kan je huurlegers gaan huren om je oorlogen extra te ondersteunen. Leenmannen (ridders) zijn daardoor niet meer essentieel --> dit breekt de macht van de adel.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Ruzie tussen paus en vorsten
- Vorsten hadden al eerder geprobeerd de macht van de adel te beperken --> bisschoppen als leenman aanstellen omdat bisschoppen geen kinderen krijgen en dus de grond niet in de familie kunnen houden (plus meer invloed in de kerk krijgen)
- Paus was hierop tegen en wilde zelf de bisschoppen aanstellen. Dit zorgde voor spanningen tussen de Paus en de koning (Investituurstrijd)
- 1122 (concordaat van Worms) De paus en de koning staken hun strijd. De paus mag voortaan de bisschop benoemen. In ruil daarvoor wordt de macht van de kerk beperkt omdat de kerk zich alleen nog maar mag bemoeien met kerkelijke zaken. De keizer / koning bestuurt voortaan alleen het rijk. (in de praktijk bleek deze scheiding toch heel lastig.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Steeds meer centraal bestuur
- Steden zijn door stadsrechten machtig.
- De kerk moet zich beperken tot kerkelijke zaken.
- De vorst heeft meer macht en de adel minder.
- Vorsten zijn nu machtig genoeg om samen met hun ambtenaren (geldeconomie) en huurlegers (minder macht adel) het land centraal te besturen. (centraal bestuur)
- Er is vanuit de steden en de adel veel verzet tegen regels die voor een heel land / gebied gelden. Maar beetje bij beetje groeit het centraal bestuur.

Slide 38 - Tekstslide