V5 Oefenvragen regeling

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 1 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Een actiepotentiaal begint doordat er Na+ door het membraan stroomt.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 2 - Quizvraag

Cellen in de alvleesklier 
die insuline & glucagon maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 3 - Sleepvraag

sensory neuron
sensory neurone cell body
relay neurone
motor neurone
synapse inside muscle
synapse
pain sensor

Slide 4 - Sleepvraag


Welke soorten neuronen zijn er?

Slide 5 - Open vraag

Een axon is?
A
Witte mergschede
B
Een lange uitloper van een neuron
C
Grijze stof
D
Een korte uitloper van een neuron

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van calcium in het zenuwstelsel
A
Het zorgt voor afbraak neurotransmitter in spleet
B
Het zorgt voor een depolarizatie van het neuron
C
Het leidt tot versmelting van blaasjes met neurotransmitter
D
Het zorgt voor hyperpolarizatie van het neuron

Slide 7 - Quizvraag

De impuls kan doorgegeven worden van neuron..
A
A naar B
B
B naar A
C
van A naar B en terug

Slide 8 - Quizvraag

Waar ligt het cellichaam van de gevoelszenuwcel / sensorisch neuron?
A
in de witte stof
B
in de grijze stof
C
in het spinaal ganglion
D
in het centrale kanaal

Slide 9 - Quizvraag


prikkel

receptor

effector

schakelcel

sensorische neuron

motorische neuron

Slide 10 - Sleepvraag

Adrenaline komt van nature in ons lichaam voor als hormoon en als neurotransmitter.
In de afbeelding is schematisch een neuron weergegeven.
Waar wordt adrenaline als transmitterstof door dit neuron afgegeven?
A
Op plaats P
B
Op plaats Q
C
Op plaats R
D
Op plaats S

Slide 11 - Quizvraag


Cholinesterase
Na een wedstrijd hardlopen over honderd meter liggen sommige sprinters een tijdlang uitgeput op de grond.
Een van de mogelijke oorzaken van de vermoeidheid is vermindering van de cholinesterase-activiteit bij de motorische eindplaatjes. Cholinesterase is een enzym dat de neurotransmitter acetylcholine afbreekt tot acetaat en choline. Het acetaat wordt opgenomen door het bloed en de choline wordt opgenomen door de axonuiteinden en daar weer omgezet in acetylcholine.

Wat is het directe gevolg van een vermindering van de cholinesterase-activiteit? 

A
Acetylcholine hoopt zich op in de synapsspleet.
B
De acetylcholineconcentratie in de synapsspleet neemt onvoldoende toe
C
Er wordt minder acetylcholine gesynthetiseerd in het motorisch neuron

Slide 12 - Quizvraag

Zet de zinnen in de juiste volgorde. Sleep ze van rechts naar links, in het goede vakje.
Blaasjes versmelten met het membraan
Neurotransmitter bevindt zich in synapsspleet
Neurotransmitter bindt aan receptor
Ionpoorten gaan open en ionen gaan neuron binnen
Impuls ontstaat

Slide 13 - Sleepvraag

Geef de juiste volgorde van cellen die betrokken zijn bij een reflex
A
bewegingszenuwcel, schakelcel, gevoelszenuwcel
B
bewegingszenuwcel, gevoelszenuwcel
C
gevoelszenuwcel, schakelcel, bewegingszenuwcel
D
gevoelszenuwcel, bewegingszenuwcel

Slide 14 - Quizvraag


Dit is een ...
A
Bewegingszenuwcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Schakelcel
D
Zenuw

Slide 15 - Quizvraag


Dit is een ...
A
Bewegingszenuwcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Schakelcel
D
Zenuw

Slide 16 - Quizvraag

Welke hersenen coördineren alle bewegingen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen

Slide 17 - Quizvraag

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?

A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 18 - Quizvraag

Welk deel van de hersenen regelt de ademhaling?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam

Slide 19 - Quizvraag

In welk deel van de hersenen vindt bewustwording plaats?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenschors
D
Hersenstam

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Perifeer zenuwstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
Autonoom zenuwstelsel

Slide 21 - Quizvraag

Peristaltische bewegingen van je darmen worden aangestuurd door het
A
Animaal zenuwstelsel
B
Autonoom zenuwstelsel
C
Beide

Slide 22 - Quizvraag

Dwarsgestreept spierweefsel staat onder invloed van welk zenuwstelsel?
A
Autonoom
B
Animaal

Slide 23 - Quizvraag

Iemand schrijft een brief.
Is het animale of autonome zenuwstelsel actief?
A
Geen van beide
B
Animale
C
Autonome
D
Animaal en autonoom

Slide 24 - Quizvraag