Fictie hoofdstuk 1

Welkom 3HA!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3HA!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Iets andere les, ik ben afwezig
Minirooster: niet lezen. Je mag wel lezen, maar dan moet je misschien een deel van je opdrachten thuis afmaken. Volgende week donderdag huiswerkbespreking. Zorg dat je t bij je hebt en af hebt! ( Fictie 1,2 en 3; Spelling H 1 en extra opdracht Fictie)
Je maakt deze les zelfstandig! Soms heb je oortjes nodig.
Succes met de les!

Slide 2 - Tekstslide

Fictie is
A
Alles wat verzonnen is
B
Alles wat niet verzonnen is.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Nieuw Nederlands

Slide 4 - Quizvraag

Fictie
  • Verzonnen verhalen
  • Tijd en opbouw
  • Ruimte
  • Vertelperspectief
  • Spanning
  • Thema's en motieven

Slide 5 - Tekstslide

Tijd en opbouw
- Historische tijd
- Verteltijd / vertelde tijd
- Volgorde en tijd
- Verhaalopbouw
Lees de theorie in je boek op blz. 41
En lees de volgende dia

Slide 6 - Tekstslide

VERTELTIJD EN VERTELDE TIJD
Gebeurtenissen in een verhaal kun je heel uitgebreid of juist heel kort beschrijven. Je hebt dan te maken met de verteltijd en de vertelde tijd.

De verteltijd is de tijd die je nodig hebt om een verhaal of boek te lezen. Verteltijd is ook de tijd die een film nodig heeft om een verhaal te vertellen. Als je een boek in twee uur hebt uitgelezen, is de verteltijd twee uur. Als een film anderhalf uur duurt, is de verteltijd anderhalf uur. .

Slide 7 - Tekstslide

Daarnaast heb je ook nog de vertelde tijd: hoe lang duren de gebeurtenissen van het verhaal?

Het kan zijn dat de gebeurtenissen drie dagen duren (vertelde tijd), maar dat je dat in een half uur lees (verteltijd).

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen verteltijd en vertelde tijd.

Slide 9 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met chronologische volgorde?

Slide 10 - Open vraag

Personages


  • Hoofdpersonen
  • Bijfiguren
  • Relaties
  • Normen en waarden
  • Eigenschappen

Slide 11 - Tekstslide

Personages
Personages kun je op drie manieren leren kennen:
  • Door wat ze zeggen en doen;
  • Door wat ze denken en voelen;
  • Door wat anderen over hen zeggen of denken.

Hoofdpersonen leer je vaak op alle drie de manieren kennen, bijfiguren niet.

Slide 12 - Tekstslide

Eigenschappen van personages
Personages hebben eigenschappen, net als echte mensen. Aan de hand van deze eigenschappen kun je het karakter van personages beschrijven.

Voorbeelden van eigenschappen:
Betrouwbaar, verlegen, meeloper, driftig, zenuwachtig, spontaan, lui, slim, brutaal, arrogant, kalm, heldhaftig, lief etc.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Beschrijf personage 'Forrest Gump'

Slide 15 - Woordweb

Hoofdpersonen
Bijfiguren
Leer je kennen door wat ze denken en voelen
Medespelers en figuranten
Round characters
Flat characters
Hebben altijd een probleem
Types
Zijn vaak helper / tegenstander

Slide 16 - Sleepvraag

Perspectief en vertelsituaties
  • ik-perspectief
  • personaal perspectief
  • alwetend perspectief

Slide 17 - Tekstslide

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Slide 18 - Tekstslide

Ik-perspectief
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                                (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)

Slide 19 - Tekstslide

Personaal perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon;
  • Geschreven in de hij- of zij-vorm;
  • Leert de hoofdpersoon goed kennen.

Slide 20 - Tekstslide

Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen.
                                           (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)

Slide 21 - Tekstslide

Alwetend perspectief
  • De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
  • Geschreven in de hij- en zij-vorm;
  • Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
  • Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.

Slide 22 - Tekstslide

Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
                                                                (Uit: De avonden – Gerard Reve)

Slide 23 - Tekstslide

'Ik liep naar het lokaal toe. Ik wist toen al dat ik een 8 voor de toets zou gaan halen, zo goed had ik geleerd.'
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief

Slide 24 - Quizvraag

Welke is onjuist?
Een personaal perspectief
A
is onbetrouwbaar
B
heeft een verteller die afwezig is in het verhaal
C
vertelt vanuit hij/zij
D
staat in de ik-vorm

Slide 25 - Quizvraag

Welke 3 perspectieven zijn er in verhalen?

Slide 26 - Open vraag

Spanning
  • Open plekken
  • Trucs om spanning te verhogen
  • Globale / lokale spanning
  • Gericht op verleden / toekomst
  • Spanningsboog
  • Actiespanning / psychologische spanning

Slide 27 - Tekstslide

Ruimte
  • Waar speelt het verhaal zich allemaal af?
  • Sfeer oproepen
  • Thema ondersteunen
  • Opbouw van het verhaal 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

En nu...
  • Je hebt nu verschillende verhaalaspecten geleerd
  • Gebruik deze kennis bij het maken van je opdrachten
  • Volgende week donderdag lever je opdracht 1, 2 en 3 in. 1 en 2 was al huiswerk, opdracht 3 maak je nu ook. 
  • Maken extra opdracht, staat op volgende dia




Slide 30 - Tekstslide

En verder...
Je  maakt keuzeopdracht 3 : een slot bedenken ( blz. 44)
Je maakt de opdracht op de computer/ op je telefoon. Uiterlijk volgende week donderdag lever je de opdracht in via Magister/ ELO/ opdrachten.

Tip: wacht niet tot het laatste moment
(Mijn computer is gecrasht, mijn bestand is niet opgeslagen, mijn kat heeft de muis opgegeten, thuis werkte het niet, etc. - geen geldige reden!)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide