NOVA NASK II H5

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
nask2Middelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo g, tLeerroute VGLeerroute VTLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Zouten
Oplossen en indampen

Slide 3 - Tekstslide

zouten hebben een kristalstructuur

Slide 4 - Tekstslide

Zouten zijn ionaire verbindingen: positieve en negatieve ionen trekken elkaar aan = ionbinding

Ion = elektrisch geladen deeltje
  • Er wordt een elektron afgestaan / opgenomen
  • Lading noteer je rechts boven het symbool
Weet je nog?
H1.4

Slide 5 - Tekstslide

Stoffen
Verschillende zouten
Keukenzout = natriumchloride
Soda = natriumcarbonaat
Cement
Kalksteen = calciumcarbonaat

Slide 6 - Tekstslide

Stoffen
Veel voorkomende zouten
Systematische naam
(Binas tabel 42)
ammoniumchloride
calciumoxide
calciumsulfaat
natriumcarbonaat
Triviale naam
(Binas tabel 42)
salmiak
ongebluste kalk
gips
soda
Toepassing

drop, batterijen
metselspecie
spalkverband, krijt
glas, poetsmiddel

Slide 7 - Tekstslide

Stoffen
Elektrische stroom geleiden
Opgeloste zouten geleiden elektrische stroom.

Als je zouten oplost, kunnen de geladen ionen zich vrij bewegen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Stoffen
Zouten oplossen
Een zout dat oplost splitst zich in de losse ionen

                   NaCl (s) ->      Na+ (aq)  + Cl- (aq)                                        
                                        

             Ca(NO3)2 (s) ->    Ca2+  (aq)  + 2 NO3- (aq)                                         

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Oplossen van een zout

Slide 12 - Tekstslide

Oplossen van een zout

Slide 13 - Tekstslide

Oplosbaarheid zouten 
  • alle zouten met als positief ion kalium, natrium en ammonium zijn altijd goed oplosbaar
  • alle zouten met als neg. ion een nitraat zijn goed oplosbaar

Slide 14 - Tekstslide

Stoffen
Zouten oplossen
Oplosbaarheidstabel geeft aan of zouten goed of slecht oplossen.
G

M

S
Goed

Matig

Slecht
Heldere oplossing

Troebele oplossing

Neerslag
Tabel 35

Slide 15 - Tekstslide

Indampen van een zout

Slide 16 - Tekstslide

Stoffen
Zouten indampen
Bij het indampen van een zout gebeurt het tegenovergestelde van oplossen, de losse ionen vormen samen weer een vaste stof

                  Na+ (aq) + Cl-(aq) -> NaCl (s)

Slide 17 - Tekstslide

Stoffen
De indampvergelijking is omgekeerd, omdat de watermoleculen van de oplossing verdwijnen en de losse ionen weer aan elkaar 'vastplakken'!
           NaCl (s)            Na+ (aq) + Cl- (aq)
Vb. oplosvergelijking

Slide 18 - Tekstslide

Stoffen
Goed oplosbaar in water = kalium-, natrium- & ammoniumzouten en zouten met nitraten.  
Helder kalkwater = oplossing van Ca(OH)2
Noteer oplosbaarheid in een tabel om te bepalen welke stof neerslaat: 
In het voorbeeld hiernaast vindt dus een neerslagreactie plaats. 

Slide 19 - Tekstslide

Dus zouten:
  • positiefmetaal- of ammoniumion gebonden aan een enkelvoudig of samengesteld negatiefion
  • geleiden stroom in opgeloste of gesmolten toestand
  • vast bij kamertemperatuur

Slide 20 - Tekstslide

Zeven samengestelde ionen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

0

Slide 26 - Video

Slide 27 - Tekstslide

Electrolyse v/e zout oplossing

Slide 28 - Tekstslide

verschillende zoutoplossingen hebben kenmerkende kleuren

Slide 29 - Tekstslide

Binas tabel42 of Uit je hoofd leren!!

Slide 30 - Tekstslide

Zouten
Zoutoplossingen bij elkaar brengen
en 
Slecht oplosbaar zout maken

Slide 31 - Tekstslide

Een zout maken

Slide 32 - Tekstslide

zouten maken
  • maak een tabel met de aanwezige ionen
  • positieve ionen vertikaal
  • neg ionen horizontaal
  • kijk in binas tabel 35 welke combinatie een niet oplosbaar zout vormt--> dat is de gevormde stof dus deze vormt neerslag en kun je eruit filtreren

Slide 33 - Tekstslide

reactievergelijking van neerslagreactie
  • noteer in een tabel de aanwezige ionen voor de reactie in kolom 1
  • de gevormde stof en de tribune ionen(=ionen die niet meedoen aan reactie en dus achterblijven in oplossing)

Slide 34 - Tekstslide

soms ontstaat er geen nieuw zout
  • als je in je gemaakte oplosbaarheidstabel geen enkele vaste stof ziet verschijnen, dan is er dus geen reactie geweest en kun je dus ook geen reactieschema maken

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Zouten
Een zout herkennen

Slide 37 - Tekstslide

ion soort aantonen

Slide 38 - Tekstslide

zout herkennen: oplosbaarheid (+kleuroplossing) + vlamtest

Slide 39 - Tekstslide

0

Slide 40 - Video

Slide 41 - Tekstslide

Zouten
Ongewenste ionen verwijderen

Slide 42 - Tekstslide

ion soort vewijderen

Slide 43 - Tekstslide

Wat is een ZOUT

Slide 44 - Open vraag

Welke deeltjes ontstaan bij het oplossen van zouten?

Slide 45 - Open vraag

Ik heb een vaste stof hoe kan ik het makkelijkst onderzoeken of het een zout is?
A
Ik bepaal het smeltpunt.
B
Ik los de stof op in water en onderzoek of de oplossing stroom geleidt.
C
Ik bepaal de dichtheid.
D
ik onderzoek of deze vaste stof de stroom geleidt.

Slide 46 - Quizvraag

Welke vergelijking geeft het oplossen van calciumnitraat weer?
A
Ca(NO3)2 (s) > Ca(NO3)2 (aq)
B
Ca(NO3)2 (s) > Ca (aq) + (NO3)2 (aq)
C
Ca(NO3)2 (s) > Ca (aq) + 2NO3 (aq)
D
Ca(NO3)2 (s) > Ca2+(aq) + 2 NO3- (aq)

Slide 47 - Quizvraag

Geef het oplossen van natriumfluoride met een vergelijking weer.

Slide 48 - Open vraag

Welk ijzerzout lost goed op?
A
Fe3(PO4)2
B
FeSO4
C
Fe2O3
D
Fe(OH)2

Slide 49 - Quizvraag

Wat is de formule van de ijzerionen in Fe2O3?
A
Fe2−
B
Fe2+
C
Fe3−
D
Fe3+

Slide 50 - Quizvraag

Aan een opl. van bariumnitraat voeg je een opl. van natriumjodide toe.
Ontstaat er een neerslag?

A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quizvraag

Slide 52 - Link