Thema 3 - Bloedsomloop

Thema 3
Bloedsomloop
1 / 65
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 65 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3
Bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 1
- Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies

Slide 2 - Tekstslide

Bloed
  • Bloedplasma
  • Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes 

Slide 3 - Tekstslide

Bloedplasma
  • Plasma-eiwitten (fibrinogeen)
  • Water
  • Opgeloste stoffen 

Slide 4 - Tekstslide

Rode bloedcel
  • Beenmerg
  • Geen celkern
  • Hemoglobine
  • Zuurstof vervoeren

Slide 5 - Tekstslide

Witte bloedcel
  • Beenmerg
  • Celkern
  • Geen vaste vorm
  • Ziekteverwekkers onschadelijk maken

Slide 6 - Tekstslide

Bloedplaatjes
  • Delen van uiteengevallen cellen
  • Geen celkern
  • Bloedstolling

Slide 7 - Tekstslide

Bloedstolling (VG)
  • Bloedplaatjes hechten aan bloedvatwand
  • Fibrinogeen omgezet naar fibrine
  • Fibrine vormt netwerk van draden
  • Bloedcellen blijven hangen
  • Trombose: bloed stolt binnen de bloedvaten, waardoor een bloedprop ontstaat

Slide 8 - Tekstslide

Welk deel van het bloed heeft wel een celkern?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje
D
Bloedplasma

Slide 9 - Quizvraag

Welk deel van het bloed bestaat bijna helemaal uit water?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje
D
Bloedplasma

Slide 10 - Quizvraag

Basisstof 2
- Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
- Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen
- Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies

Slide 11 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
  • Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart
  • Kleine bloedsomloop: rechterhelft hart - longen - linkerhelft hart 
  • Grote bloedsomloop: linkerhelft hart - organen - rechterhelft hart

Slide 12 - Tekstslide

Bloedvaten
  • Slagader: van het hart weg, hoge bloeddruk, dikke en elastische wand, diep in lichaam
  • Haarvaten: wand één cellaag dik, lage bloeddruk, uitwisseling voedings- en afvalstoffen
  • Ader: naar het hart toe, lage bloeddruk, dunne wanden, minder diep in lichaam, kleppen

Slide 13 - Tekstslide

Bloedvatenstelsel
  • Slagader: naam van orgaan waar bloed naartoe stroomt + slagader
  • Ader: naam van orgaan waar bloed vandaan komt + ader
  • Poortader: zuurstofarm bloed met voedingsstoffen van darmen naar lever
  • Uit aorta takken slagaders af
  • In holle ader komen aders uit

Slide 14 - Tekstslide

Spierpomp (VG)
  • Lage bloeddruk aders en bloed moet tegen zwaartekracht in omhoog
  • Spieren langs aders pompen bloed omhoog als ze aanspannen

Slide 15 - Tekstslide

Welke bloedsomloop gaat door de longen?
A
Kleine
B
Grote

Slide 16 - Quizvraag

Welk bloedvat heeft een wand van maar één cellaag dik?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 17 - Quizvraag

Welk bloedvat bevat kleppen om te voorkomen dat het bloed de verkeerde kant op stroomt?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 18 - Quizvraag

Welk bloedvat bevat bloed dat weg stroomt van het hart?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 19 - Quizvraag

Basisstof 3
- Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
- Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Samentrekken boezems - samentrekken kamers - hartpauze

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Welk bloedvat voorziet de hartspier van zuurstofrijk bloed?
A
Kransader
B
Kransslagader
C
Aorta
D
Holle ader

Slide 25 - Quizvraag

Welke harthelft bevat zuurstofrijk bloed?
A
Linker
B
Rechter

Slide 26 - Quizvraag

Welk bloedvat vervoert zuurstofarm bloed van de organen (grote bloedsomloop) naar de rechterharthelft?
A
Aorta
B
Holle ader
C
Longader
D
Longslagader

Slide 27 - Quizvraag

Basisstof 4
- Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies

Slide 28 - Tekstslide

Nieren
  • Nierslagader brengt zuurstof en afvalstoffen
  • Gefilterd door nierschors en niermerg: afvalstoffen, water, zouten, schadelijke stoffen
  • Urine opgevangen in nierbekken en via urineleider naar blaas

Slide 29 - Tekstslide

Bevat de nierslagader veel of weinig afvalstoffen?
A
veel
B
weinig

Slide 30 - Quizvraag

Welk deel van de nieren vangt de urine op?
A
Nierschors
B
Niermerg
C
Nierbekken

Slide 31 - Quizvraag

Basisstof 5
- Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties
- Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan
- Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie

Slide 32 - Tekstslide

Barrières
  • Lichaamsvreemde stoffen
  • Barrières: huid, slijmvliezen, zoutzuur in maag

Slide 33 - Tekstslide

Immuunsysteem
  • Elke cel heeft antigenen (eiwitten op celmembraan)
  • Witte bloedcellen herkennen lichaamsvreemde stoffen door antigenen op celmembraan indringers, deze zijn anders dan onze eigen antigenen
  • Sommige witte bloedcellen sluiten ziekteverwekker in

Slide 34 - Tekstslide

Immuunsysteem
  • Andere witte bloedcellen produceren antistoffen
  • Antistoffen hechten aan antigenen indringers en maken deze onschadelijk
  • Elke antigen heeft een eigen antistof

Slide 35 - Tekstslide

Immuniteit
  • Natuurlijk: antistof blijft na ziekte in bloed, witte bloedcellen onthouden hoe ze gemaakt worden. Bij tweede infectie gebeurt dat heel snel
  • Kunstmatig: vaccinatie met dode of verzwakte ziekteverwekker, witte bloedcellen maken antistoffen

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Allergie
  • Overgevoelig
  • Immuunsysteem reageert op de stof
  • Anafylactische reactie 

Slide 39 - Tekstslide

Hoe worden lichaamsvreemde stoffen herkend door witte bloedcellen?
A
Door de antistoffen
B
Door de antigenen

Slide 40 - Quizvraag

Je hebt als kind de waterpokken gehad en bent nu immuun. Welke vorm van immuniteit is dit?
A
Natuurlijk
B
Kunstmatig

Slide 41 - Quizvraag

Basisstof 6
- Je kunt aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden
- Je kunt de gevolgen van alcohol op korte termijn en op lange termijn noemen

Slide 42 - Tekstslide

Bloeddruk
  • Druk die bloed uitoefent op wanden van slagaders
  • Inspanning verhoogt bloeddruk, rust verlaagt bloeddruk
  • Hoge bloeddruk door stress, roken, overgewicht, zout eten
  • Hoge bloeddruk beschadigt wanden slagaders 

Slide 43 - Tekstslide

Hart- en vaatziekten
  • Door te hoge bloeddruk beschadigingen wand slagader
  • Witte bloedcellen en cholesterol (vet) blijft kleven
  • Verdikking wordt hard door kalk
  • Slagaderverkalking: bloedvaten stijver, minder elastisch, nauwer, verstopt

Slide 44 - Tekstslide

Infarct
  • Stolsels sluiten slagader af of breken af en zorgen ergens anders voor verstopping
  • Hartinfarct: deel hartspier geen zuurstof
  • Angina pectoris (VG)
  • Dotteren en stent plaatsen (VG)

Slide 45 - Tekstslide

Gezonde leefstijl
  • Niet roken
  • Geen alcohol onder 18, daarna 1 glas per dag
  • Gezond en gevarieerd eten
  • Regelmatig bewegen
  • Stress voorkomen en genoeg ontspannen 

Slide 46 - Tekstslide

Alcohol
  • Waarnemingsvermogen, reactievermogen, remmingen, geheugen, zelfkritiek vermindert
  • Verstoort hersenontwikkeling, grotere kans op verslaving
  • Opgenomen via maag en darmen, afgebroken in lever, uitgescheiden door nieren
  • Kater
  • Alcoholvergiftiging en bingedrinking 

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Wat is geen oorzaak van hart- en vaatziekten?
A
Hoge bloeddruk
B
Alcohol
C
Roken
D
Hardlopen

Slide 49 - Quizvraag

Extra stof 7
- Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen

Slide 50 - Tekstslide

Weefselvloeistof
  • Bloedplasma: water met opgeloste stoffen
  • Bloedplasma haarvaten uit geperst naar cellen weefsel --> weefselvloeistof
  • Gedeelte weefselvloeistof terug haarvaten in --> bloedplasma
  • Gedeelte weefselvloeistof in lymfevat --> lymfevloeistof

Slide 51 - Tekstslide

Lymfestelsel

Slide 52 - Tekstslide

Hoe heet de vloeistof tussen de cellen?
A
Bloedplasma
B
Weefselvloeistof
C
Lymfe

Slide 53 - Quizvraag

Op welk bloedvat lijkt een lymfevat wat betreft bouw het meest?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 54 - Quizvraag

Extra stof 8
- Je kunt beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen

Slide 55 - Tekstslide

Bloedgroepen
  • Rode bloedcellen hebben ook antigenen
  • Antigen A = bloedgroep A
  • Antigen B = bloedgroep B
  • Antigen A en B = bloedgroep AB
  • Geen antigenen = bloedgroep O

Slide 56 - Tekstslide

Bloedgroepen
  • Antistoffen aanwezig in bloedplasma
  • Bloedgroep A heeft antistof B (valt antigen B aan)
  • Bloedgroep B heeft antistof A (valt antigen A aan)
  • Bloedgroep AB heeft geen antistoffen
  • Bloedgroep O heeft antistof A + B

Slide 57 - Tekstslide

Bloedtransfusie
  • Alleen rode bloedcellen worden gedoneerd
  • Universele donor
  • Universele ontvanger

Slide 58 - Tekstslide

Welke deeltjes bepalen je bloedgroep?
A
Antistoffen
B
Antigenen

Slide 59 - Quizvraag

Welke bloedgroep heeft geen antistof A en geen antistof B in het bloedplasma?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 60 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan aan alle andere bloedgroepen rode bloedcellen doneren (bloedtransfusie)?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 61 - Quizvraag

  • Bloedplasma (plasma-eiwitten, water, opgeloste stoffen)
    , vaste delen bloed (rode en witte bloedcellen, bloedplaatjes), bloedstolling (VG)
  • Dubbele bloedsomloop (grote en kleine bloedsomloop)
  • Slagaderen, aderen en haarvaten, bloedvatenstelsel, spierpomp (VG)
  • Hart (onderdelen, stroomrichting bloed, werking hartslag
  • Uitscheiding
  • Immuunsysteem (antigenen, antistoffen, immuniteit)
  • Hart- en vaatziekten (hoge bloeddruk, slagaderverkalking, infarct), alcohol
  • Weefselvloeistof en lymfe
  • Bloedgroepen en bloedtransfusie

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Video

Slide 64 - Link

Slide 65 - Link