In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
2. Grieken en Romeinen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen wat de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen van tijdvak 2 zijn.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Kaart
Slide 6 - Tekstslide
Poseidonia (Paestum) was een Griekse kolonie net onder Napels.
Slide 7 - Tekstslide
Griekse
stadstaten (1)
Griekenland bestond nog niet als één land
Er waren steden die als landen werden bestuurd: bijvoorbeeld met een eigen koning
Zo'n zelfstandige stad heet een polis (stadstaat)
Slide 8 - Tekstslide
Griekse
stadstaten (2)
Poleis (meervoud van polis) worden op verschillende manieren bestuurd
Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden
De bekendste poleis waren Athene en Sparta
Slide 9 - Tekstslide
Sparta
Een koning heeft de macht (monarchie)
Oorlog en het leger zijn belangrijk
Kinderen krijgen een zware, Spartaanse opvoeding
Er zijn slaven
Slide 10 - Tekstslide
Athene
Het volk heeft de macht (democratie)
Oorlog en het leger zijn minder belangrijk
Kinderen krijgen een opvoeding met veel kunst en cultuur
Er zijn slaven
Slide 11 - Tekstslide
Welk bestuur had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert
Slide 13 - Quizvraag
I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet. II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist,
stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Filosofie
filos = zoon/vriend
sofia = wijsheid
Slide 15 - Tekstslide
Socrates
Eén van de belangrijkste Atheense filosofen
Goed en kwaad (Ethiek)
Mensen doen slecht dingen als ze niet nadenken
Socratische manier van vragen stellen
Hij moest zelfmoord plegen.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Plato
Leerling van Socrates
Oprichter van de Akademeia (Atheense academie - hoger onderwijs)
Bekendste werk: De Staat, over politiek
Ideeënleer
In deze periode richtte hij zich steeds meer op de ‘Ideeënleer’, het gedachtegoed dat er van alle dingen in het universum perfecte ‘Vormen’ of ‘Ideeën’ bestaan. Alles wat wij om ons heen zien in de wereld zijn echter slechts ‘afspiegelingen’ van deze ideaalbeelden, waardoor de meeste mensen denken de ‘echte’ Ideeën te kennen, maar dat in werkelijkheid niet doen. Deze perfecte vormen liggen namelijk diep opgeslagen in onze ziel, waardoor ze alleen door filosofen te bestuderen zijn.
Slide 19 - Tekstslide
Aristoteles
Leerling van Plato
Filosoof én natuurkundige
Mens is sociaal wezen kan alleen in een polis-gemeenschap volmaaktheid vinden
Leraar Alexander de Grote
Slide 20 - Tekstslide
De klassieke “vormentaal” van de Grieks-Romeinse cultuur
Hiermee worden de architectuur, beeldhouwkunst en afbeeldingen bedoeld.
Wat minder letterlijk: Verhalen en toneelstukken die vaak samenhangen met de mythologie, of “historiën”.
Slide 21 - Tekstslide
Beeldhouwkunst
Levensecht
Details
Dynamisch
Naakt
Ideaalbeeld van de mens: perfect en in balans
Slide 22 - Tekstslide
Architectuur
Symmetrie
Veel zuilen
Gebouw bestaat uit verschillende onderdelen
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
De bewondering voor de Griekse (en later ook de Romeinse) kunst is altijd blijven bestaan en ging soms erg ver. De gevel van het Paleis op de Dam in Amsterdam is bijna een kopie van het Parthenon in Athene.
Slide 25 - Tekstslide
Theater
Gespeeld in een halfrond theater
Alle rollen gespeeld door mannen
Gebruik van maskers voor gezichtsuitdrukkingen
Twee soorten toneelspelen: komedie en tragedie
Slide 26 - Tekstslide
Komedie
Blijspel
Loopt goed af
Slide 27 - Tekstslide
Tragedie
Treurspel
Loopt slecht af
Slide 28 - Tekstslide
Polytheïsme en monotheïsme
Polytheïsme: Geloof in meerdere goden
Monotheïsme: geloof in 1 god
Slide 29 - Tekstslide
Inleiding op het Jodendom
Het jodendom kent de volgende belangrijke geloofspunten: - Eén god - Het verbond en de naleving van de wet - Het geloof in een Messias
Verbond
God heeft met de joden een verbond gesloten. Dit verbond wordt steeds vernieuwd. Op basis hiervan beschouwen de joden zich als het uitverkoren volk van God. In de Thora kunnen joden lezen welke bedoeling God met hen heeft.
Verlosser
Joden geloven in de komst van een verlosser (een Messias) die het Rijk van God zal brengen. Volgens sommige joden is dit een ideale samenleving hier op aarde, waar ook mensen een bijdrage aan kunnen leveren. Andere joden geloven meer in een hemel: een ideale toestand ná dit leven.
Wet
Om het verbond in tact te houden, moeten joden zich houden aan de door God gegevens regels, zoals de tien geboden. Deze regels staan in de Thora.
God
Monotheïsme wil zeggen: een godsdienst waarbij één god wordt erkend (mono= één, theos=god). Joden geloven in één God. In het jodendom wordt de naam van God niet uitgesproken. Men zegt dan: Adonai (Heer). God is eeuwig. Hij heeft geen begin en geen einde.
Slide 30 - Tekstslide
Jezus van Nazareth
Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
Jezus krijgt veel aanhangers.
Joodse priesters vinden hem daarom gevaarlijk. Ze laten hem gevangen nemen door de Romeinen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.
Slide 31 - Tekstslide
Christenen
De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen.
Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.
Slide 32 - Tekstslide
Christenen in het Romeinse Rijk
Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk.
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof (gelijkheid in de hemel, mysterieus en interessant) zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.
Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.
Slide 33 - Tekstslide
Christenen in het Romeinse Rijk
Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk.
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.
De verspreiding van het Christendom in het Romeinse Rijk.
Verspreiding rond het jaar 75.
Verspreiding rond het jaar 200.
Verspreiding rond het jaar 300.
Verspreiding rond het jaar 400.
Slide 34 - Tekstslide
Het Romeinse Rijk groeit!
Wat begon als een kleine stad groeit in een paar eeuwen uit tot een enorm rijk.
Op deze kaart zie je de veroveringen tussen 500 v. Chr. tot ongeveer 40 v. Chr.
Slide 35 - Tekstslide
Het Romeinse Keizerrijk
(27 v. Chr. - 476 n. Chr.)
Rome zal meer dan 500 jaar een keizerrijk zijn
Ongeveer 80 keizers hebben dan geregeerd.
Slide 36 - Tekstslide
Het Romeinse Rijk wordt ook wel het Romeinse Imperium genoemd.
Rome
Imperium betekent 'groot rijk'.
Slide 37 - Tekstslide
Romanisering
Het overnemen van Romeinse gebruiken (taal, kleding, cultuur) heet romanisering
Reconstructie van een Villa Rustica
Slide 38 - Tekstslide
Leven onder de Romeinen
De Romeinen laten de overwonnen volken vaak hun gebruiken en godsdienst houden.
En zolang de volken belasting betalen (o.a. door soldaten voor de hulptroepen te leveren), zijn er weinig problemen: precies wat de Romeinen willen.
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Het Rijk in de problemen
Het gaat niet goed met het Romeinse Rijk: de keizers zijn vooral bezig met ruzies en feesten.
De Amerikaanse schilder Thomas Cole maakte tussen 1833-1836 een serie schilderijen over een niet-bestaand rijk, dat erg lijkt op het Romeinse Rijk (maar het niet is!).
Dit schilderij is het derde deel van de serie heet Consummation (verorbering), en laat zien dat er vooral heel veel gefeest wordt.
Slide 41 - Tekstslide
Het Rijk wordt gesplitst
395
Het Rijk wordt in 395 twee stukken gedeeld.
Het oostelijk deel wordt het Oost-Romeinse Rijk. De hoofdstad is Constantinopel.
In het West-Romeinse Rijk blijft Rome (voorlopig) de hoofdstad.
Slide 42 - Tekstslide
In het West-Romeinse Rijk, met de hoofdstad Rome (later: Milaan en Ravenna), spraken de meeste mensen Latijn.
In het Oost-Romeinse Rijk, met de hoofdstad Constantinopel, spraken de meeste mensen Grieks.
Slide 43 - Tekstslide
Machtsstrijd
Elke troonopvolging gaat gepaard met ruzies, moord en verraad.
Legeraanvoerders willen keizer worden en laten soldaten terugkomen naar Rome, waardoor de grenzen onbewaakt achter blijven.
Niet alleen een machtsstrijd maakte een einde aan het West-Romeinse Rijk, er was ook aantal slechte keizers die er een potje van maakte. Zoals Honorius (384 - 423). Hij werd algemeen beschouwd als een van de slechtste keizers die het Romeinse Rijk heeft gekend. Toen hij keizer werd was er nog niet veel gevaar. Toen hij stierf was het West-Romeinse rijk al niet meer te redden.
Slide 44 - Tekstslide
De Hunnen
De Hunnen zijn een stam uit Azië.
Ze zijn gevreesd omdat ze erg wreed zouden zijn.
Slide 45 - Tekstslide
Grote Volksverhuizing
3e eeuw - 5e eeuw
...Europese stammen slaan op de vlucht en kunnen, nu de grenzen niet meer zijn bewaakt, het Romeinse Rijk binnentrekken.
Slide 46 - Tekstslide
Christenen in het Romeinse Rijk
Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk.
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.
De Grote Volksverhuizing tussen de 3e en 5e eeuw.
De Hunnen waren een stam uit Azië. Ze waren gevreesd omdat ze erg wreed zouden zijn. Europese stammen slaan op de vlucht en kunnen, nu de grenzen niet meer zijn bewaakt, het Romeinse Rijk binnentrekken.
De Vandalen kwamen helemaal tot aan Rome. Ze plunderden de stad een paar keer en roofden zelfs het goud van de tempeldaken. Het begrip vandalisme komt inderdaad van de plunderende Vandalen.
De Angelen en Saksen steken de Noordzee over en komen terecht in Engeland.
Veel namen van stammen kom je tegenwoordig nog steeds tegen in namen van landen en streken: Franci (Frankrijk), Alemanni (Duitsland, in het Frans: Allemange), Bavarii (Beieren), enz.
Slide 47 - Tekstslide
Het West-Romeinse Rijk valt
476
Volken vallen het Rijk binnen en plunderen de rijkdommen.
Romeinse aanvoerders hebben steeds minder te zeggen, en in 476 wordt zelfs een niet-Romein, keizer.
Historici zien dit als het einde van het West-Romeinse Rijk.
Slide 48 - Tekstslide
Romulus Augustulus
De 'kleine Augustus' is de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk. Hij is 10 jaar als hij keizer wordt, maar na een jaar wordt hij afgezet door de Germaan Odoaker.
Slide 49 - Tekstslide
En het Oost-Romeinse Rijk?
Het Oost-Romeinse Rijk blijft nog bijna 1000 jaar langer bestaan: pas in 1453 wordt Constantinopel ingenomen door de Turken.
Dat komt vooral doordat het goed beschermd ligt tussen woestijnen en bergen.
Bovendien geeft de Oost-Romeinse keizer vijanden geld om met rust gelaten te worden.
Tegenwoordig is de Hagia Sophia (Aya Sophia) één van de grootste moskeeën ter wereld. In de tijd van het Oost-Romeinse Rijk was dit de grootste christelijke kerk ter wereld.