3 K3 Grammatica en spelling (I): samengestelde zinnen

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

DOEL


- Je weet wat een samengestelde zin is

- je kunt de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden

samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm en onderwerp


Persoonsvorm

Tijdproef: Ik had slagroom in de chocolademelk gedaan.

Persoonsvorm = heeft

Onderwerp

Onderwerpsvraag: Wie (of wat) heeft?

Onderwerp = Ik

Ik heb slagroom in de chocolademelk gedaan.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm en onderwerp


Persoonsvorm

Tijdproef: De luisteraars genoten van het concert

Persoonsvorm = genieten

Onderwerp

Onderwerpsvraag: Wie (of wat) genieten?

Onderwerp = De luisteraars

De luisteraars genieten van het concert

Slide 6 - Tekstslide

Zet de zin in een andere tijd:
Kavish heeft een boek geleend.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de pv?
Kavish heeft een boek geleend.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de 'onderwerpsvraag'?
Kavish heeft een boek geleend.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Kavish heeft een boek geleend.

Slide 10 - Open vraag

Verander de zin van tijd:
Hij leest daar dagelijks in.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Hij leest daar dagelijks in.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de 'onderwerpsvraag'?
Hij leest daar dagelijks in.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Hij leest daar dagelijks in.

Slide 14 - Open vraag

Wat is de pv?
Morgen neemt de jongen het boek mee.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het ow?
Morgen neemt de jongen het boek mee.

Slide 16 - Open vraag

Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het verbindingswoord 'en'.
- Kavish heeft een boek geleend.
- Hij leest daar dagelijks in.

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Kavish heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 18 - Quizvraag

Maak van de twee zinnen één zin door het verbindingswoord 'maar' toe te voegen.
- Kavish heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
- Hij heeft het nog niet uit.

Slide 19 - Open vraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Kavish heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in, maar hij heeft het nog niet uit.
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 20 - Quizvraag

SAMENGESTELDE ZINNEN

Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,

dan noem je die zin een samengestelde zin.


VOORBEELD:

Ik loop naar de bakker.       Ik koop een brood.


Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 21 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met twee persoonsvormen noem je

samengestelde zinnen. 


Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.

In samengestelde zinnen staan dus ook twee onderwerpen.



Slide 22 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een verbindingswoord, zoals en, maar, omdat  of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:


VOORBEELD:

Kim leest een boek.      Rick leest een stripverhaal.


Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.



Slide 23 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:


VOORBEELD:

Giel zit op basketbal.       Hij houdt van sporten.


Gielt zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.



Slide 24 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.


VOORBEELD:

De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.

                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 25 - Tekstslide

Verbind de losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je één goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen.
Kies uit: daarom - maar - want - zodat.

Timothy vindt sportvissen erg leuk. Hij krijgt er een kick van.

Slide 26 - Open vraag

Verbind de losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je één goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen.
Kies uit: daarom - maar - want - zodat.

Annebel is verliefd op Peter. Hij is niet verliefd op haar.

Slide 27 - Open vraag

Verbind de losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je één goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen.
Kies uit: daarom - maar - want - zodat.

Energydrankjes zijn niet erg gezond. Maarten drinkt er maximaal twee per dag.

Slide 28 - Open vraag

Verbind de losse zinnen met een passend verbindingswoord, zodat je één goede zin krijgt. Je mag de woordvolgorde veranderen.
Kies uit: daarom - maar - want - zodat.

Ik ga nu huiswerk maken. Ik ben op tijd klaar voor GTST.

Slide 29 - Open vraag

DOE JE OORTJES IN EN LUISTER NAAR HET VOLGENDE FILMPJE!!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Ariane vertelt dat ze een prijs heeft gewonnen. 


 Ariane vertelde dat ze een prijs had gewonnen.

Slide 32 - Tekstslide

ONDERWERPEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Stel met iedere persoonsvorm de onderwerpsvraag.

De antwoorden op deze vragen zijn de onderwerpen.


VOORBEELD:

Ariane vertelt dat ze een prijs heeft gewonnen. 

1. Wie (of wat) vertelt?        Onderwerp = Ariane

2. Wie (of wat) heeft?      Onderwerp = ze


Slide 33 - Tekstslide

Noteer de persoonsvormen:
Ik zit nu nog op volleybal, maar volgend jaar wil ik liever korfballen.

Slide 34 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
Ik zit nu nog op volleybal, maar volgend jaar wil ik liever korfballen.

Slide 35 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen:
Dit jaar loopt Kai stage bij de supermarkt in het dorp en volgend jaar gaat hij stage lopen bij het tuincentrum hier om de hoek.

Slide 36 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
Dit jaar loopt Kai stage bij de supermarkt in het dorp en volgend jaar gaat hij stage lopen bij het tuincentrum hier om de hoek.

Slide 37 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen:
Mijn ouders zijn heel relaxed, dus in de meeste gevallen mag ik na twaalf uur thuiskomen.

Slide 38 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
Mijn ouders zijn heel relaxed, dus in de meeste gevallen mag ik na twaalf uur thuiskomen.

Slide 39 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen:
Ga jij wat te drinken halen of loop je naar de kluisjes?

Slide 40 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
Ga jij wat te drinken halen of loop je naar de kluisjes?

Slide 41 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen:
Shell wil bij de Noordpool naar olie boren, maar milieubewegingen zijn fel tegen.

Slide 42 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
Shell wil bij de Noordpool naar olie boren, maar milieubewegingen zijn fel tegen.

Slide 43 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen:
Vanmiddag ga ik mijn oma helpen, omdat ze niet meer zo goed ter been is.

Slide 44 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
Vanmiddag ga ik mijn oma helpen, omdat ze niet meer zo goed ter been is.

Slide 45 - Open vraag

Noteer de persoonsvormen:
De conciërge van deze school staat elke dag bij het hek, zodat hij het merendeel van de leerlingen kan begroeten.

Slide 46 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:
De conciërge van deze school staat elke dag bij het hek, zodat hij het merendeel van de leerlingen kan begroeten.

Slide 47 - Open vraag

Is dit een samengestelde zin?
Net toen alle boeken op de plank stonden, viel de nieuwe boekenkast weer uit elkaar.
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quizvraag

Is dit een samengestelde zin?
Op de tv is vanavond een spannende film, maar mijn zus wil liever schaatsen kijken.
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quizvraag

Is dit een samengestelde zin?
Gisteren zijn veel fans naar het voetbalstadion gekomen voor de presentatie van de nieuwe spelers.
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quizvraag

Is dit een samengestelde zin?
Chantal internet niet zoveel op haar mobiel, omdat ze een abonnement heeft met weinig MB.
A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quizvraag

QIs dit een samengestelde zin?
Iedere zaterdag gaan Jacco en Marcel met de trein en de nachtbus naar de discotheek in de stad.
A
Ja
B
Nee

Slide 52 - Quizvraag

GELEERD?


- Je weet wat een samengestelde zin is

- je kunt de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden

samengestelde zinnen

Slide 53 - Tekstslide

Schrijf drie dingen
op die je deze les
hebt geleerd.

Slide 54 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 55 - Open vraag

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 56 - Tekstslide