wat maakt iemand crimineel?

Criminaliteit - Hoe word je geen crimineel? 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit - Hoe word je geen crimineel? 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

welke straf vinden jullie
passen bij dit misdrijf en
waarom?

Slide 3 - Woordweb

Waarom worden mensen crimineel?

Slide 4 - Woordweb

Waarom worden mensen crimineel?

  1. Opvoeding - criminelen hebben vaak zware jeugd gehad
  2. Groepsdruk
  3. Alcohol of drugs - onder invloed doe je soms anders dan nuchter. Ook doen verslaafden veel om geld bij elkaar te krijgen
  4. Spijbelen en drop-out - mensen zonder diploma komen vaker in aanraking met justitie
  5. Biologische factoren - genetisch

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Leg 2 vingers op je pols en tel je hartslagen per minuut. Zet het resultaat hier neer.

Slide 7 - Open vraag

Wat is een theorie?
Wetenschappers hebben veel onderzoek gedaan naar crimineel gedrag. In dit hoofdstuk behandelen we theorieën die crimineel gedrag kunnen verklaren:
  • De persoonlijkheidstheorie
  • De bindingstheorie
  • De aangeleerd-gedrag-theorie
  • De etiketteringstheorie
  • De gelegenheidstheorie

Een theorie is een verklaring voor dingen die om ons heen gebeuren.

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijkheidstheorie
Sigmund Freud



Freuds theorie is dat we driften hebben die beheerst worden door een geweten. Wanneer je dit niet goed lukt, wordt je eerder crimineel


    Slide 9 - Tekstslide

    De bindingstheorie
    • Mensen hebben bindingen met allerlei mensen. Bijvoorbeeld met familie, partner, vrienden en collega’s.
    • Omdat je je omgeving niet teleur wilt stellen, ben je minder snel geneigd crimineel gedrag te vertonen.
    • Mensen die minder bindingen hebben vertonen (gemiddeld) vaker crimineel gedrag.

    Slide 10 - Tekstslide

    De aangeleerd gedragstheorie
    De Amerikaanse socioloog Sutherland ontdekte ;
    Iemand neemt gedrag over van foute vrienden/familie

    Vrienden stelen....neem je dat gedrag eerder over.

    De socioloog Sutherland bewees dat ‘brave jongeren’ door foute vrienden eerder crimineel werden.

    Slide 11 - Tekstslide

    Etiketteringstheorie
    Eenmaal de fout ingegaan, krijg je het etiket 'crimineel'.

    "Eens een dief, altijd een dief" 

    Slide 12 - Tekstslide

    Gelegenheidstheorie

    Wanneer mensen gelegenheid krijgen om iets mee te nemen, doen ze dit makkelijker. Bv, fiets niet op slot? Dan is de kans groter dat iemand hem meeneemt.



    Slide 13 - Tekstslide

    Welke theorie(en) is volgens jou van toepassing op de jongen van 14 die zijn ouders heeft vermoord?

    Slide 14 - Open vraag



    Cri
    minaliteit komt vaak door meerdere theorieën en blijft een keuze, niet iedereen wordt crimineel in een slechte omgeving.(Oliver Twist)

    Slide 15 - Tekstslide

    Personen met een lage maatschappelijke positie: 

    Vaker crimineel gedrag zoals: 
    Inbraken, gewelddadige berovingen. 
    Personen met hoge maatschappelijke positie: 

    Minder  vaak crimineel gedrag:
    Witteboordencriminaliteit. 

    Slide 16 - Tekstslide

    0

    Slide 17 - Video

    Aan welk gedrag herken jij  een crimineel?

    Aan welk gedrag herken
    jij een crimineel?

    Slide 18 - Woordweb

    Slide 19 - Link

    Maatschappelijke oorzaken van crimineel gedrag

    Slide 20 - Tekstslide

    Slechte leefomstandigheden 

    Slide 21 - Tekstslide

    Minder strenge normen


    de normen en waarden van mensen zijn anders dan vroeger. 
    we vinden zaken steeds 
    sneller normaal.

    Slide 22 - Tekstslide

    Weinig controle 
    • mensen letten minder op elkaar.

    • in een stad letten mensen nog minder op elkaar dan op het platte land.



    pakkans
    De kans om in een grote stad opgepakt te worden voor een overtreding of misdrijf is kleiner dan op het platteland 

    Slide 23 - Tekstslide

    Waarom is een kleine pakkans een maatschappelijke oorzaak van criminaliteit?

    Slide 24 - Open vraag