5H 9.2 familiestamboom en 9.3 overerving in de familie

9.2 familiestamboom
9.2 familiestamboom
9.3 overervingin de familie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

9.2 familiestamboom
9.2 familiestamboom
9.3 overervingin de familie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoel 4
Je kunt de volgende begrippen uitleggen en toepassen in een monohybride kruising.

homozygoot - heterozygoot - (onvolledig) dominant - codominant - recessief - intermediair - multipele allelen - drager - lethale factor - X-chromosomaal 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Manier 1

Samen oefenen met de docent.

Benodigdheden:
- veel papier
- potlood en gum
Manier 2

Op biologiepagina.nl staan korte modules over de monohybride kruisingen, uitlegvideo's en allerlei oefeningen en oefentoetsen. Werk deze zelfstandig door.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


homozygoot en heterozygoot
oefenopgaven

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij katten is het gen voor een gevlekte vacht (R) dominant over ongevlekte vacht (r). Een vrouwtje met gevlekte vacht krijgt nakomelingen van een mannetje met gevlekte vacht. Bij de nakomelingen zitten gevlekte en ongevlekte individuen. Wat zijn de genotypen van het vrouwtje en het mannetje?
A
RR en Rr
B
Rr en Rr
C
Rr en rr
D
RR en RR

Slide 6 - Quizvraag

Bij de nakomelingen zitten ook ongevlekte beestjes. Die moeten wel rr hebben, immers recessief is zichtbaar. Dan moeten de beide ouders wel een r hebben naast hun R (voor gevlekt). 
Bij een vliegensoort is het gen voor rode ogen dominant over dat voor roze ogen. Twee vliegen die beide heterozygoot zijn voor de oogkleur hebben een eerste generatie van 168 nakomelingen. Hoeveel van die nakomelingen zullen waarschijnlijk roze ogen hebben?
A
alle 168
B
ongeveer 84
C
ongeveer 42
D
geen enkele

Slide 7 - Quizvraag

Je hebt te maken met de kruising Rr x Rr. Bij een groot aantal nakomelingen zal de verhouding van de ontstane fenotypen rood : roze ongeveer 3 : 1 zijn. 1/4 van 168 is 42.
Bij schapen is het gen voor witte vacht (R) dominant over dat voor een zwarte vacht (r). Een zwart schaap krijgt vier lammeren, waarvan drie met een witte vacht en één met een zwarte vacht. De vier hebben dezelfde vader. Wat is het genotype van de moeder en wat is het genotype van de vader?
A
moeder rr en vader RR
B
moeder rr en vader Rr
C
moeder RR en vader rr
D
moeder Rr en vader Rr

Slide 8 - Quizvraag

Zwart is recessief. Dieren met een zwarte vacht moeten dus wel rr hebben. Een jong met rr heeft zeker van beide ouders een r gekregen. De moeder is zwart en heeft dus rr (zie hierboven). De vader is wit (R) en heeft ook een r (zie hierboven), dus Rr.
aan de slag
Ga naar 9.3 en maak opgave 1 en 2. Ben je eerder klaar, ga dan naar biologiepagina.nl en maak de oefenopgaven monohybride kruisingen.
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


intermediair (onvolledig dominant) en codominant
oefenopgaven

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt zwarte (ZZ), witte (WW) en bonte runderen (ZW). Een bonte stier en een zwarte koe krijgen samen 8 kalfjes. Hoeveel procent daarvan zal wit zijn?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij cavia’s komen bruingele, lichtgele en witte diertjes voor. Lichtgele diertjes zijn heterozygoot (BW).
Het mannetje is lichtgeel, het vrouwtje bruingeel. Hoe groot is de kans op een bruingele cavia?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag
Ga naar 9.3 en maak opgave 4, 5 en 6. Ben je eerder klaar, ga dan naar biologiepagina.nl en maak de oefenopgaven monohybride kruisingen.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


multipele allelen
oefenopgaven

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep 0 hebben een kind met bloedgroep 0. Hoe groot is de kans dat een tweede kind ook bloedgroep 0 heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 15 - Quizvraag

het kind heeft bloedgroep 0, dus ii. Van vader én moeder moet het dus allel i hebben gekregen, vader heeft dus genotype IAi. Moeder heeft ii (bloedgroep 0). De kans dat vader i doorgeeft is 0,5, de kans dat moeder i doorgeeft is 1. De kans op ii is dus 0,5 x 1 = 0,5. Het feit dat het eerste kind bloedgroep 0 heeft is niet van invloed op de bloedgroep-kans voor het tweede kind.
De ouders van Bert hebben bloedgroep A en B; Bert heeft bloedgroep B. De ouders van Anneke hebben bloedgroep A en 0; Anneke heeft bloedgroep A. Bert en Anneke trouwen en krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat hun kind bloedgroep B heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 16 - Quizvraag

Bert heeft bloedgroep B, dat betekent dat de ouder met bloedgroep A heterozygoot IAi moet zijn (anders had Bert wel een allel A gehad). Bert heeft het allel i geërfd van deze ouder, en heeft dus genotype IB i. Anneke heeft van de bloedgroep 0-ouder zeker i geërfd, van de andere ouder IA. Het gaat dus om deze kruising: IBi x IAi:

De kans op een bloedgroep B kind is dus 25%, IBi namelijk.
aan de slag
Ga naar 9.3 en maak opgave 3. Ben je eerder klaar, ga dan naar biologiepagina.nl en maak de oefenopgaven monohybride kruisingen.
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


x-chromosomaal
oefenopgaven

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleurenzien/kleurenblind is een eigenschap die bepaald wordt door een gen op het X-chromosoom. Kleurenblind (k) is recessief.

Een kleurenblinde vader krijgt een kleurenblinde zoon.
Wat is het genotype van de vader?

Let hier op het juiste gebruik van hoofdletters en kleine letters. Gewoon achter elkaar typen.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleurenzien/kleurenblind is een eigenschap die bepaald wordt door een gen op het X-chromosoom. Kleurenblind (k) is recessief.

Een kleurenblinde vader krijgt een kleurenblinde zoon. Kan de zoon de kleurenblindheid van de vader hebben geërfd?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij katten wordt de vachtkleur onder andere bepaald door een X-chromosomaal gen met een allel voor rode vacht en een allel voor zwarte vacht. Poezen kunnen een rode vacht hebben, een schildpadvacht of een zwarte vacht. Schildpadvacht is het intermediaire fenotype. Een poes met een schildpadvacht paart met een rode kater.
Hoe groot is de kans dat de eerste poes die geboren wordt een schildpadvacht heeft?
A
0%
B
12,5%
C
25%
D
50%

Slide 21 - Quizvraag

de schildpadkat is heterozygoot. Ze heeft het allel voor zwarte vacht en het allel voor rode vacht. Bij paring met een rode kater zal de helft van de poesjes een schildpadvacht hebben en de helft een rode vacht.
aan de slag
Ga naar 9.2 en maak opgave 3. Ben je eerder klaar, ga dan naar biologiepagina.nl en maak de oefenopgaven stambomen.
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoel 5
Je kunt een stamboom maken en aflezen.

homozygoot - heterozygoot - (onvolledig) dominant - codominant - recessief - intermediair - multipele allelen - drager - lethale factor - X-chromosomaal 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


stambomen
oefenopgaven

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Link

Deze slide heeft geen instructies


Bij honden kunnen gladharige en ruwharige dieren voorkomen. R en r zijn de genen voor haarvorm. Is het gen voor glad haar dominant, of dat voor ruw haar? En wat zijn de genotypen van de ouderdieren?
A
gladharig, RR en Rr
B
gladharig, Rr en Rr
C
ruwharig , RR en Rr
D
ruwharig, Rr en Rr

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


In de stamboom vind je de overerving voor neusvorm bij mensen. De genen worden aangeduid met E en e. Welke neusvorm wordt bepaald door het dominante gen? Wat is het genotype van persoon 1? (persoon 1 is de vrouwelijke ouder)

A
rechte neus, EE
B
rechte neus, Ee
C
wipneus, Ee
D
wipneus, ee

Slide 27 - Quizvraag

Net als bij vraag 6: het fenotype dat verschilt van de beide ouders is dat wat bij het recessieve allel hoort, dus wipneus is recessief, en rechte neus is dominant. Beide ouders moeten wel heterozygoot zijn, omdat ze anders geen kinderen met wipneus (recessief) kunnen krijgen.
aan de slag
Ga naar 9.2 en maak opgave 1, 2 en 4. Ben je eerder klaar, ga dan naar biologiepagina.nl en maak de oefenopgaven stambomen.
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

examentraining

'Genen van opa en oma'
Ga naar examenblad.nl en zoek het examen 2010 tijdvak 1 op. Maak opgave 15, 16, 17 en 18. Kijk ze na.
Ben je eerder klaar, maak dan oefenopgaven op biologiepagina.nl.
timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies