H1P1

Koning en Parlement
1.1 De machtsverhouding tussen koning en parlement vóór 1848
1 / 59
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 59 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Koning en Parlement
1.1 De machtsverhouding tussen koning en parlement vóór 1848

Slide 1 - Tekstslide

Wat was ook alweer de Franse Revolutie?

Slide 2 - Open vraag

Welke 3 woorden horen bij de Franse revolutie?

Slide 3 - Open vraag

Waarom mislukte de Franse Revolutie ook alweer?

Slide 4 - Open vraag

Waar werd Napoleon verslagen?

Slide 5 - Open vraag

Meer dan 200 jaar was Nederland een republiek.





Slide 6 - Tekstslide

Meer dan 200 jaar was Nederland een republiek.


Een republiek is een land zonder koning.



Slide 7 - Tekstslide

In 1813 werd Nederland een monarchie.



Slide 8 - Tekstslide

In 1813 werd Nederland een monarchie.


Een monarchie is een land dat bestuurd wordt door een koning.

Slide 9 - Tekstslide

In 1815 werden Nederland, België en Luxemburg samengevoegd tot één land: Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Slide 10 - Tekstslide

Willem I werd de koning.

Slide 11 - Tekstslide

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kreeg een grondwet.



Slide 12 - Tekstslide

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kreeg een grondwet.


Een grondwet is een document waarin de grondrechten van burgers staan én de regels over het bestuur.

Slide 13 - Tekstslide

De grondwet van 1815 maakte van Nederland een constitutionele monarchie, dat betekent dat de macht van de koning is vastgelegd in een grondwet.

Slide 14 - Tekstslide

De grondwet van 1815 gaf de koning erg veel macht!










Slide 15 - Tekstslide

De grondwet van 1815 gaf de koning erg veel macht!

  • Ministers waren dienaren van de koning.










Slide 16 - Tekstslide

De grondwet van 1815 gaf de koning erg veel macht!

  • Ministers waren dienaren van de koning.
  • Leden van de Tweede Kamer werden gekozen door bestuurders van de provincie.










Slide 17 - Tekstslide

De grondwet van 1815 gaf de koning erg veel macht!

  • Ministers waren dienaren van de koning.
  • Leden van de Tweede Kamer werden gekozen door bestuurders van de provincie.
  • Leden van de Eerste Kamer werden benoemd door de koning.










Slide 18 - Tekstslide

Geef het bijpassende begrip!
Een land zonder koning.

Slide 19 - Open vraag

Hoe heette de eerste koning van 'het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden'

Slide 20 - Open vraag

Geef het bijpassende begrip.
Een document waarin de grondrechten van alle burgers en de regels over het bestuur staan.

Slide 21 - Open vraag

Geef het bijpassende begrip.
De macht van de koning is vastgelegd in een grondwet.

Slide 22 - Open vraag

In 1830 kwamen de Belgen in opstand. Na een korte oorlog werd België onafhankelijk.



Slide 23 - Tekstslide

Willem I wilde België terug krijgen en hield tien jaar lang een groot, duur leger op de been.


De oorlog had veel geld gekost, daarom wilde het parlement de macht van de koning verkleinen.


Nederland dreigde namelijk failliet te gaan!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een constitutionele monarchie?

Slide 26 - Open vraag

Wanneer werd Nederland een constitutionele monarchie?

Slide 27 - Open vraag

Uit welke 3 landen bestond het Koninkrijk der Nederlanden in 1815?

Slide 28 - Open vraag

Welk land splitste zich in 1830 af?

Slide 29 - Open vraag

1.2
De veranderingen in de grondwet van 1848

Slide 30 - Tekstslide

Thorbecke was de leider van de liberalen.


Slide 31 - Tekstslide

Zij kwamen op voor de vrijheid van burgers en ze vonden dat de regering zo weinig mogelijk regels moest maken.


Slide 32 - Tekstslide

Thorbecke was al vóór 1848 lid van de Tweede Kamer. Hij had verschillende ideeën. Zo wilde hij de grondwet wijzigen, waardoor rijke burgers meer invloed kregen op het bestuur van het land. Ook wilde hij dat er meer spoorlijnen kwamen om de infrastructuur te verbeteren.

Welke begrippen passen bij de ideeën van Thorbecke?
A
liberalisme + industrialisatie
B
liberalisme + pacificatie
C
socialisme + industrialisatie
D
socialisme + pacificatie

Slide 33 - Quizvraag

In 1848 kregen de liberalen hun kans. Overal in Europa waren revoluties 

Slide 34 - Tekstslide

Willem II was bang dat deze revolutie ook in Nederland zou komen.

Daarom gaf hij in 1848 de opdracht aan Thorbecke om de grondwet meer democratisch te maken.


Slide 35 - Tekstslide

De belangrijkste wijzigingen waren:







Slide 36 - Tekstslide

De belangrijkste wijzigingen waren:

  1. Iedereen kreeg dezelfde grondrechten.







Slide 37 - Tekstslide

De belangrijkste wijzigingen waren:

  1. Iedereen kreeg dezelfde grondrechten.
  2. Er kwam ministeriële verantwoordelijkheid.







Slide 38 - Tekstslide

De belangrijkste wijzigingen waren:

  1. Iedereen kreeg dezelfde grondrechten.
  2. Er kwam ministeriële verantwoordelijkheid.
  3. De koning werd onschendbaar.







Slide 39 - Tekstslide

De belangrijkste wijzigingen waren:

  1. Iedereen kreeg dezelfde grondrechten.
  2. Er kwam ministeriële verantwoordelijkheid.
  3. De koning werd onschendbaar.
  4. Om de vier jaar waren er rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer (met censuskiesrecht)







Slide 40 - Tekstslide

Koning Willem II was lange tijd tegen een nieuwe grondwet die ervoor zou zorgen dat burgers meer politieke invloed kregen. Tóch gaf de koning in 1848 aan Thorbecke de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven.
Waardoor veranderde koning Willem II van gedachten?
A
Er vonden revoluties plaats in de koloniën van Nederland.
B
Er vonden revoluties plaats in een aantal Europese landen.
C
Lenin leidde een revolutie in Rusland.
D
Troelstra leidde een revolutie in Nederland.

Slide 41 - Quizvraag


In 1844 diende minister Thorbecke een voorstel in om de grondwet te wijzigen. Koning Willem II wees dit voorstel af. Een paar jaar later veranderde de koning van mening en gaf hij alsnog de opdracht om de grondwet te wijzigen.
 Geef een reden waarom koning Willem II een paar jaar later alsnog de
opdracht gaf om de grondwet te wijzigen. 

Slide 42 - Open vraag


In 1848 werd de grondwet veranderd. In deze nieuwe grondwet zijn veranderingen opgenomen in de manier waarop de Tweede Kamer werd gekozen.
 Welke politieke stroming stelde deze veranderingen voor?
 Noem één van die veranderingen in de manier waarop de Tweede Kamer werd gekozen.

Slide 43 - Open vraag

In de Nederlandse Grondwet van 1848 werd het volgende artikel opgenomen: de Koning is onschendbaar.
Wat betekent ‘de Koning is onschendbaar’ in de praktijk?

A
De koning heeft de bevoegdheid om zelfstandig politieke beslissingen te nemen.
B
De koning moet aftreden als hij het vertrouwen van het parlement verliest.
C
De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning.
D
Het kabinet bepaalt welk personeel de koning voor zijn huishouden mag aannemen.

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide

1.3 Het parlement wordt echt de baas in Nederland.

Slide 46 - Tekstslide

Wanneer liet Willem II de grondwet van Nederland wijzigen?

Slide 47 - Open vraag

Waarom liet Willem II de grondwet wijzigen, terwijl hij dan macht zou verliezen?

Slide 48 - Open vraag

Wat is ministeriele verantwoordelijkheid?

Slide 49 - Open vraag

Wat betekent 'de koning is onschendbaar'?

Slide 50 - Open vraag

Noem 4 grondrechten die opgenomen werden in de grondwet van 1848.

Slide 51 - Open vraag

De grondwet van 1848 maakte van Nederland een parlementaire democratie.



Slide 52 - Tekstslide

De grondwet van 1848 maakte van Nederland een parlementaire democratie.


Het duurde een tijd voordat, de nieuwe koning,    Willem III wilde accepteren dat het parlement ook echt de baas was.

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Dat gebeurde pas door de Luxemburgse kwestie.

(Zoek op wat de Luxemburgse kwestie is! Hierna volgen een aantal vragen over dit begrip!)

Slide 55 - Tekstslide


Door de Luxemburgse kwestie veranderde rond 1867 de politieke verhouding tussen het kabinet en het parlement. Bij deze verandering waren de volgende stappen belangrijk:
1 Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in.
2 Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak van de Luxemburgse kwestie.
3 De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af.
Wat is de juiste volgorde van stappen in deze verandering, van vroeger naar later? 
A
2-1-3
B
2-3-1
C
3-1-2
D
3-2-1

Slide 56 - Quizvraag

Over onderstaande bron volgt zo een vraag!
Uit een geschiedenisboek:
In 1867 was de Tweede Kamer het niet eens met de politiek van de minister van Buitenlandse Zaken. De Tweede Kamer stemde tegen de begroting van deze minister. Koning Willem III was boos. Hij stuurde de Kamer weg en de minister bleef zitten. Er kwamen nieuwe verkiezingen.
Een paar weken na de verkiezingen vergaderde de nieuwe Tweede Kamer. Opnieuw werd de begroting van dezelfde minister van Buitenlandse Zaken weggestemd. Toen gaf Willem III eindelijk toe.

Slide 57 - Tekstslide


In 1867 was de Tweede Kamer het niet eens met de politiek van de minister van Buitenlandse Zaken. De Tweede Kamer stemde tegen de begroting van deze minister. Koning Willem III was boos. Hij stuurde de Kamer weg en de minister bleef zitten. Er kwamen nieuwe verkiezingen.
Een paar weken na de verkiezingen vergaderde de nieuwe Tweede Kamer. Opnieuw werd de begroting van dezelfde minister van Buitenlandse Zaken weggestemd. Toen gaf Willem III eindelijk toe.
Over welke kwestie gaat de tekst? En over welk onderdeel van de
grondwet gaf Willem III toe? 
A
de Luxemburgse kwestie- de ministeriële verantwoordelijkheid
B
de Luxemburgse kwestie- censuskiesrecht
C
de Sociale kwestie - de ministeriële verantwoordelijkheid
D
de Sociale kwestie - onschendbaarheid van de koning

Slide 58 - Quizvraag

Slide 59 - Tekstslide