- Afkomstig van 'Gap' - Cel 'groeit'en neemt in omvang toe: Plasmagroei
- Controlepunt: Aan het eind van de fase vindt een controle plaats -> Fout gesignaleerd --> Cel gaat dood -> Werkt het controlemechanisme niet goed --> Kanker
Slide 7 - Tekstslide
S - fase
- Er wordt een kopieetje DNA gemaakt (DNA-synthese)
- De kopie blijft vast zitten aan het origineel bij het centromeer. Chromosoom bestaat uit 2 chromatide
Slide 8 - Tekstslide
G2- fase
- DNA is al gekopieerd
- Cel bereidt zich voor op de M-fase -> maakt enzymen -> maakt organellen
- Controlepunt: Aan het eind van de fase vindt een controle plaats
Slide 9 - Tekstslide
M-fase
- Kerndeling vindt plaats, ook wel mitose genoemd,
- Celdeling vindt plaats (cytokinese)
- Controlepunt: Aan het eind van de fase vindt een controle plaats
Slide 10 - Tekstslide
G1 fase óf G0-fase
- Cel kan door gaan met delen (naar de G1 fase)
- Cel kan in rust gaan (Stoppen met delen ) dan naar de G0- fase
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Celdeling
Celgroei
DNA synthese
Verdubbeling organellen
mitose
Slide 20 - Sleepvraag
Zet de fasen van de mitose in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
Slide 21 - Sleepvraag
Diploid n of 2n?
A
1n
B
2n
Slide 22 - Quizvraag
Zaadcel n of 2n?
A
1n
B
2n
Slide 23 - Quizvraag
Waar vindt meiose plaats?
M
M
Slide 24 - Sleepvraag
rijpende follikel
rijpe follikel
urineblaas
eicel
eileider
eierstok
baarmoeder
urinebuis
vagina
ovulatie
gele lichaam
Slide 25 - Sleepvraag
Sleep de onderdelen naar de juiste plek
+
+
+
-
-
Teelballen
Hypofyse
Hypothalamus
Slide 26 - Sleepvraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
hCG en positieve terugkoppeling
Een zygote maakt het hormoon: hCG. De hCG zorgt ervoor dat het gele lichaam niet afsterft, en daardoor kan het gele lichaam doorgaan met progesteron produceren. Hierdoor zal het baarmoederslijmvlies en komt er geen menstruatie.
Tekst
Slide 32 - Tekstslide
Placenta
Uitwisseling voedingsstoffen-afvalstoffen met bloed moeder Groot uitwisselingsoppervlak
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Celdifferentiatie
Foetus bestaat uit stamcellen
Stamcellen kunnen differentiëren tot verschillende typen cellen
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
hypothalamus
hypofyse
eierstok
teelbal
Slide 37 - Sleepvraag
GH
LH
FSH
ADH
oestrogeen
testosteron
progesteron
Slide 38 - Sleepvraag
Stekken is een vorm van ...
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting
Slide 39 - Quizvraag
In welke fase van de celcyclus vindt de DNA-replicatie plaats?
A
G1-fase
B
S-fase
C
G2-fase
D
M-fase
Slide 40 - Quizvraag
Sluipwespen
Al geruime tijd vindt veel onderzoek plaats naar biologische bestrijding van plaagdieren in de landbouw als alternatief voor chemische bestrijding. Eén van die onderzoeken betreft de bestrijding van rupsen op maïs. Sluipwespen van een bepaalde soort kunnen gebruikt worden als biologisch bestrijdingsmiddel. Zij leggen eitjes in rupsen die van maïsplanten eten. Deze rupsen dienen als voedsel voor de sluipwesplarven. Een maïsplant die aangevreten wordt door rupsen, gaat bepaalde vluchtige (geurende) stoffen uitscheiden: terpenoïden. Bij sluipwespen komt het geslacht anders tot stand dan bij mensen. Het vrouwtje slaat na paring met een mannetje de spermacellen op. Sommige eicellen worden bevrucht, andere niet. Uit bevruchte eicellen ontstaan vrouwtjes, uit onbevruchte eicellen ontstaan mannetjes. Mannetjes zijn altijd haploïd. In het cytoplasma van cellen van sluipwespen kunnen Wolbachia-bacteriën voorkomen. Onder invloed van deze Wolbachia-bacteriën verloopt de eerste mitose van een zich ontwikkelende onbevruchte eicel abnormaal. Hierdoor wordt de cel diploïd. Alle latere celdelingen verlopen normaal.
13. Geef aan welke afwijking in de eerste mitose optreedt. (1 punt)st
Slide 41 - Tekstslide
Sluipwespen
Al geruime tijd vindt veel onderzoek plaats naar biologische bestrijding van plaagdieren in de landbouw als alternatief voor chemische bestrijding. Eén van die onderzoeken betreft de bestrijding van rupsen op maïs. Sluipwespen van een bepaalde soort kunnen gebruikt worden als biologisch bestrijdingsmiddel. Zij leggen eitjes in rupsen die van maïsplanten eten. Deze rupsen dienen als voedsel voor de sluipwesplarven. Een maïsplant die aangevreten wordt door rupsen, gaat bepaalde vluchtige (geurende) stoffen uitscheiden: terpenoïden. Bij sluipwespen komt het geslacht anders tot stand dan bij mensen. Het vrouwtje slaat na paring met een mannetje de spermacellen op. Sommige eicellen worden bevrucht, andere niet. Uit bevruchte eicellen ontstaan vrouwtjes, uit onbevruchte eicellen ontstaan mannetjes. Mannetjes zijn altijd haploïd. In het cytoplasma van cellen van sluipwespen kunnen Wolbachia-bacteriën voorkomen. Onder invloed van deze Wolbachia-bacteriën verloopt de eerste mitose van een zich ontwikkelende onbevruchte eicel abnormaal. Hierdoor wordt de cel diploïd. Alle latere celdelingen verlopen normaal.
13. Geef aan welke afwijking in de eerste mitose optreedt. (1 punt)st
Slide 42 - Tekstslide
Onder invloed van deze Wolbachia-bacteriën verloopt de eerste mitose van een zich ontwikkelende onbevruchte eicel abnormaal. Hierdoor wordt de cel diploïd. Alle latere celdelingen verlopen normaal. 13. Geef aan welke afwijking in de eerste mitose optreedt. (1 punt)
Slide 43 - Open vraag
Er vindt celdeling plaats om spiercellen te maken. Is dit mitose of meiose
A
Mitose
B
Meiose
Slide 44 - Quizvraag
In de afbeelding zijn twee chromosomen te zien tijdens enkele stadia in een celdeling. Is hier sprake van meiose of van mitose?
A
Mitose
B
Meiose
C
Mitose en meiose
Slide 45 - Quizvraag
Wat is het resultaat van een meiosedeling van een cel?
A
twee diploide geslachstcellen
B
twee haploide geslachtscellen
C
vier diploide geslachtscellen
D
vier haploide geslachtscellen
Slide 46 - Quizvraag
Hier zie je een afbeelding van de levensstadia van een andere bloem..
Welke stadia is haploid
en welke diploid?
Diploid
Diploid
Haploid
Haploid
Slide 47 - Sleepvraag
Houdt het gele lichaam in stand, zorgt voor ovulatie
'zwangerschapshormoon' (baarmoederslijmvlies in stand houden
Doet follikel rijpen,
stimuleert follikel om oestrogeen te produceren
'vruchtbaarheidshormoon' stimuleert groei baarmoederslijmvlies, groei borsten, etc.
LH
FSH
Progesteron
Oestrogeen
Slide 48 - Sleepvraag
progesteron en zijn negatieve terugkoppeling
Progesteron heeft een remmende werking op de hypothalamus en de hypofyse
Hierdoor worden de hormoonproductie van FSH en LH geremd
Er komt geen nieuwe eisprong zolang het progesterongehalte voldoende is.
Slide 49 - Tekstslide
weeën en positieve terugkoppeling
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Positieve terugkoppeling
Slide 52 - Tekstslide
De bevruchte eicel gaat zich delen zonder te groeien. Hoe heten deze delingen?
Slide 53 - Open vraag
Welk hormoon zorgt voor groei van de eicel/follikel van de vrouw?
Slide 54 - Open vraag
Welke twee hormonen zorgen voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies?
A
FSH en Progesteron
B
LH en FSH
C
Oestrogenen en hCG
D
Oestrogenen en progesteron
Slide 55 - Quizvraag
Welk effect heeft progesteron op de aanmaak van FSH en LH?
A
remmend
B
stimulerend
Slide 56 - Quizvraag
Wat beïnvloed het hormoon hCG en op welke wijze?
Slide 57 - Open vraag
Geef een ander woord voor eisprong
Slide 58 - Open vraag
FSH heeft bij mannen het volgende effect:
A
geen effect
B
aanmaak zaadcellen
C
productie testosteron
Slide 59 - Quizvraag
Hormonen
Hormonen: regelen allerlei activiteiten (ook het vruchtbaar worden)
Hormonen worden gemaakt door hormoonklieren
Belangrijke: Hypofyse
Slide 60 - Tekstslide
Vragen Examenvragen
Slide 61 - Woordweb
Welke hormonen moeten worden geremd om nog een ovulatie te voorkomen tijdens een zwangerschap?
A
LH en FSH
B
LH en oestrogeen
C
LH en progesteron
D
FSH en progesteron
Slide 62 - Quizvraag
Waardoor blijft de menstruatie weg tijdens de zwangerschap?
Slide 63 - Open vraag
Wat is de functie van HCG?
A
Beschermt tegen het immuunsysteem
B
Het houdt het gele lichaam in stand
C
Het houdt het verdikte baarmoederslijmvlies in stand
D
Het zorgt ervoor dat er geen nieuwe follikels gaan rijpen
Slide 64 - Quizvraag
Hormonale mannenpil
Een Australisch onderzoeksteam meldde een verrassende doorbraak in het onderzoek naar een mannenpil. Hun mannenpil verhindert de aanmaak van spermacellen.
De spermatogenese wordt vanaf de puberteit aangedreven door de hypothalamus. Dit orgaan produceert GnRH, het hormoon dat de hypofyse aanzet tot het afgeven van gonadotrope hormonen. Deze hormonen zetten op hun beurt de testes aan tot de productie van spermacellen en testosteron.
In deze mannenpil wordt progesteron gebruikt dat dezelfde remmende werking heeft op de afgifte van GnRH als testosteron.
Naast progesteron werd nog een geringe dosis testosteron toegediend.
1p 24 Leg uit dat er vanwege de werking van progesteron ook regelmatig
een dosis testosteron moet worden toegediend aan de proefpersonen.
Slide 65 - Tekstslide
1p 24 Leg uit dat er vanwege de werking van progesteron ook regelmatig een dosis testosteron moet worden toegediend aan de proefpersonen.
Slide 66 - Open vraag
Bepaalde menselijke cellen delen gemiddeld elke 24 uur. Uit experimenten blijkt dat de G1- en S-fase samen de helft van de cycluslengte in beslag nemen. Uit microscopisch onderzoek blijkt dat de M-fase een uur duurt. 2p 2 Hoeveel uur duurt de G2-fase in dit geval? Leg je antwoord uit.
Slide 67 - Open vraag
Sterilisatie Iemand beweert dat een vrouw na een geslaagde sterilisatie niet meer ongesteld kan worden. Deze bewering is niet juist. 2p 7 Leg uit dat deze bewering niet juist is.
Slide 68 - Open vraag
Volgens Angeline zijn de spermacellen van de stier stamcellen. Heeft Angeline gelijk?
A
Ja, want spermacellen kunnen zich niet oneindig vaak delen.
B
Ja, want uit spermacellen kunnen veel verschillende typen cellen ontstaan.
C
Nee, want spermacellen kunnen zich niet oneindig vaak delen.
D
Nee, want uit spermacellen kunnen veel verschillende typen cellen ontstaan.
Slide 69 - Quizvraag
Stamcellen zijn:
A
Cellen die niet meer kunnen delen
B
Cellen die niet goed meer functioneren
C
Ongedifferentieerde cellen die kunnen blijven delen
D
Ongedifferentieerde cellen die niet meer kunnen delen