H 2.2 Scheidingsmethoden

Hoofdstuk 2 Scheidingsmethoden
2.2 Scheiden van mengsels
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Scheidingsmethoden
2.2 Scheiden van mengsels

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Herhalen:
  • Je kunt de vloeibare mengsels oplossing, suspensie en emulsie van elkaar onderscheiden. 
  • Je kunt van oplossingen, suspensies en emulsies voorbeelden benoemen.
  • Je kunt de mengsels rook, nevel en schuim van elkaar onderscheiden.
  • Je kunt van de mengsels rook, nevel en schuim voorbeelden benoemen.
Nieuw:
  • Je kunt een aantal scheidingsmethoden benoemen.
  • Je kunt bij scheidingsmethoden uitleggen op welk verschil in stofeigenschappen de scheidingsmethode is gebaseerd. 

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen paragraaf 2.1

Slide 3 - Tekstslide

Stoffen
Fasen en fase-overgangen

Slide 4 - Tekstslide

Chemische reactie = stoffen (beginstoffen) verdwijnen en er komen nieuwe stoffen (reactieproducten) voor in de plaats.
Een faseovergang is dus géén chemische reactie!

Weet je nog?
H2.1

Slide 5 - Tekstslide

Enkele voorbeelden:
  • fase bij kamertemp.
  • kleur
  • geur
  • oplosbaarheid in water

De eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen.
Stofeigenschappen

  • kookpunt
  • smeltpunt
  • elektrische geleidbaar-heid

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijke begrippen:
  • rationele naam = scheikundige naam
  • triviale naam = dagelijks taalgebruik

Informatie over veiligheid in pictogrammen of op een chemiekaart

Slide 7 - Tekstslide

  • Onderverdelen in elementen & verbindingen

Zuivere stof = één stof met één soort moleculen of atomen. 
Zuivere stof
Bijvoorbeeld:
  • gedestilleerd water
  • kristalsuiker

  • Kook- en smeltpunt (= stolpunt): temperatuur blijft gelijk

Slide 8 - Tekstslide

  • Onderverdelen in moleculen

Mengsel = één stof met minstens 2 verschillende moleculen
Mengsel
Bijvoorbeeld:
  • basterdsuiker
  • cola

  • Kook- en smelttraject: temperatuur loopt langzaam omhoog/omlaag (begin- en eindtemperatuur zijn afhankelijk van de stoffen waaruit het mengsel bestaat)

Slide 9 - Tekstslide

Smeltpunt
Kook- & smeltpunt of traject?
Kookpunt
Kooktraject
Smelttraject

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

  • Oplossing = een in vloeistof opgelost gas, vloeistof of vaste stof

  • Suspensie = een vaste (niet-opgeloste stof) in een vloeistof

  • Emulsie = een (niet-opgeloste vloeistof) in een vloeistof

Vloeibare mengsels

Slide 12 - Tekstslide

Oplossing
  • Een oplossing = een mengsel
  • Oplosmiddel = de vloeistof waarin een stof opgelost wordt. 
  • De stof is uiteengevallen in losse moleculen, die omgeven worden door de watermoleculen.
  • De deeltjes zijn niet zichtbaar voor het oog. 

Bekende oplosmiddelen: water, alcohol , wasbenzine & aceton

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld: chocolademelk
Suspensie
  • Stoffen lossen minder goed op > troebele vloeistof.
  • Moleculen vallen niet allemaal los uiteen, maar blijven soms aan elkaar 'kleven'. 
  • De niet-opgeloste stof zakt na enige tijd naar de bodem

Slide 14 - Tekstslide

Emulsie
  • Emulsie = vloeistof met daarin een niet-opgeloste, fijn verdeelde vloeistof > je ziet belletjes zweven. 
  • Na een tijdje drijft de olie in een laagje boven op het water > geen emulsie meer!
  • Emulgator = een stof die de twee vloeistoffen gemengd blijven, bijv. carrageen (E-nummers: 400-499).

Voorbeeld: olie & water; melk, mayonaise & gezichtscrème

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Rook, nevel & schuim
  • Rook = 1 of meer vaste stoffen zweven fijn verdeeld in een gas. 
  • Nevel = vloeistof fijn verdeeld in een gas. 
  • Schuim = een fijne verdeling van gas in een vaste stof of vloeistof.

Voorbeeld: badschuim,
schuimmatras

Slide 17 - Tekstslide

Welk van de volgende uitspraken over een mengsel is/zijn waar?
A
Een mengsel bestaat uit een soort molecuul
B
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
C
Een mengsel heeft een kookpunt
D
Een mengsel heeft een kooktraject

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor soort mengsel krijg je als je water met olijfolie goed mengt?
A
een oplossing
B
een suspensie
C
een emulsie
D
een extract

Slide 19 - Quizvraag

Welke van onderstaande mengsels is een emulsie
A
Zeewater
B
Melk
C
jus d'orange
D
Koffie

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor soort mengsel krijg je als je water met bruine suiker goed mengt?
A
een emulsie
B
een suspensie
C
een oplossing
D
een extract

Slide 21 - Quizvraag

2.2 Scheidingsmethoden
Scheiden van mengsels

Slide 22 - Tekstslide

Mengen & scheiden

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Video

Scheiden van mengsels
  • Twee of meer stoffen in een mengsel uit elkaar halen.
  • Gebruik maken van verschil in stofeigenschappen.

Verschillende eigenschappen: 
  • fase bij kamertemp.
  • kleur, geur
  • oplosbaarheid
  • kook- en smeltpunt
  • elektrische geleidbaarheid

Slide 25 - Tekstslide

Scheiden van suspensie
  • Bezinken = zware vaste stof zinkt naar de bodem > verschil in dichtheid.

  • Filtratie = grote deeltjes vaste stof uit een vloeistof halen middels filtreerpapier > verschil in deeltjesgrootte.

  • Residu = vaste stof die achterblijft in het filter.
  • Filtraat = de vloeistof die door het filter loopt. 

Slide 26 - Tekstslide

Centrifugeren is een snelle vorm van bezinken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Scheiden van oplossing vaste stoffen
  • Indampen = verdampen van het oplosmiddel > verschil in kook-/smeltpunt.


  • Residu = vaste stof die achterblijft.

Slide 28 - Tekstslide

  • Extraheren = één of meerdere vaste stoffen oplossen in oplosmiddel > verschil in oplosbaarheid.
  • Daarna kun je de opgeloste stof filtreren of indampen. 
  • Bij indampen ontstaat een extract.

  • Extractiemiddel = vloeistof waarin de ene stof wel en de andere stof niet oplost.
  • Residu = vaste stof die
    achterblijft.
Bijv.: chemisch reinigen

Slide 29 - Tekstslide

Op welk verschil berust extraheren?
A
Deeltjesgrootte
B
Aanhechtingsvermogen
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt

Slide 30 - Quizvraag

Van welke scheidingsmethode(n) maken we gebruik bij het zetten van koffie?
A
Indampen
B
Indampen & destilleren
C
Extraheren
D
Extraheren & filtreren

Slide 31 - Quizvraag

Een suspensie kan ik scheiden met behulp van ...
A
Destilleren
B
Adsorptie
C
Filtratie
D
Extraheren

Slide 32 - Quizvraag

Van welke stofeigenschap maakt filtreren gebruik?
A
Kookpunt
B
Oplosbaarheid
C
Deeltjesgrote
D
Dichtheid

Slide 33 - Quizvraag

Van welke stof eigenschap maakt extraheren gebruik?
A
Deeltjesgrote
B
Kookpunt
C
Oplosbaarheid
D
Dichtheid

Slide 34 - Quizvraag

Evaluatie Leerdoelen


  • Je kunt een aantal scheidingsmethoden benoemen.
  • Je kunt bij scheidingsmethoden uitleggen op welk verschil in stofeigenschappen de scheidingsmethode is gebaseerd. 

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen paragraaf 2.2
Maak opdracht 13 t/m 16



Slide 36 - Tekstslide