Brugklas - antwoord geven op open vragen

Een open vraag beantwoorden: hoe doe je dat?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Een open vraag beantwoorden: hoe doe je dat?

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Aanleiding
2. Leerdoelen
3. Voorbeelden - quizje
4. Aan de slag!


Slide 2 - Tekstslide

Aanleiding
Antwoorden op de toets fictie.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Ik kan uitleggen hoe ik een open vraag beantwoord.
2. Ik kan uitleggen hoe ik een argument geef bij een antwoord.
3. Ik kan uitleggen hoe ik een onderbouwing of voorbeeld geef bij een argument. 


Slide 4 - Tekstslide

Een open vraag beantwoorden
1. Herhaal de vraag in je antwoord.
Bijv. Wat is het onderwerp van de tekst? Het onderwerp van de tekst is ......
2. Let op je formuleringen. Maak je zinnen niet te lang; plak ze niet steeds aan elkaar met 'en', 'omdat' en 'maar'. Een zin is een mededeling.
3. Let op je spelling. Ook als het geen SO spelling betreft, gebruik je hoofdletters, leestekens en correcte werkwoordspelling.  Een vraag eindigt met een vraagteken! Gebruik niet meer dan een leesteken achter elkaar!!!!!!!!
Altijd doen: je antwoorden nalezen!

Slide 5 - Tekstslide

Correct of incorrect gebruik van leestekens?

Ik zou de volgende vraag stellen: Hoe loopt het verhaal af.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 6 - Quizvraag

Correct of incorrect gebruik van leestekens?

Als ik voor Frans heb geleerd, en heb gegeten, ga ik naar voetbaltraining.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 7 - Quizvraag

Correct of incorrect gebruik van leestekens?

Als ik voor Frans heb geleerd en heb gegeten, ga ik naar voetbaltraining en daarna ga ik op tijd naar bed, want school begint om 8:30 en ik wil niet te laat komen.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 8 - Quizvraag

Correct of incorrect gebruik van leestekens?

Als ik voor Frans heb geleerd en heb gegeten, ga ik naar voetbaltraining. Vervolgens ga ik op tijd naar bed, want school begint om 8:30 en ik wil niet te laat komen.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 9 - Quizvraag

Correct of incorrect gebruik van hoofdletters?

Emilia is het hoofdpersonage in Honderd uur nacht.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 10 - Quizvraag

Correct of incorrect gebruik van hoofdletters?

Ole is de hoofdpersoon in pungelhuis.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 11 - Quizvraag

Correct of incorrect gebruik van hoofdletters?

de bijfiguren in Het Pungelhuis zijn Arie, papa en mama.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 12 - Quizvraag

Spelling en formulering
Nog meer veelgemaakte fouten.

Slide 13 - Tekstslide

Vul het juiste voorzetsel in op de puntjes:
"Ik kan me goed inleven ..... Emilia."
A
met
B
naar
C
in
D
om

Slide 14 - Quizvraag

Welk voltooid deelwoord hoort er op de puntjes?

"Nadat de rechercheurs even doorzetten, heeft de dader alsnog ......."
A
gekent
B
gekend
C
bekent
D
bekend

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste lidwoord en voornaamwoord in op de puntjes:
"Het Pungelhuis is echt .... beste boek ..... ik ooit heb gelezen."
A
de, die
B
het, dat
C
de, dat
D
het, die

Slide 16 - Quizvraag

Vul het juiste voornaamwoord in op de puntjes:
"....... hebben Het Pungelhuis niet helemaal gelezen."
A
Hun
B
Hen
C
Zij

Slide 17 - Quizvraag

Hoe wordt het woord 'spelfout' afgebroken als de regel volloopt?

A
Maakt niet uit
B
Spe - lfout
C
Spel - fout
D
Spelfou - t

Slide 18 - Quizvraag

Afbreken van een woord aan het eind van de regel
"Honderd uur nacht is een avonturenverhaal. Ook het gen-
re 'vriendschap' mag genoemd worden."

Een woord afbreken aan het einde van een regel doe je op de lettergreepgrens, dus tussen twee lettergrepen. Bij samenstellingen wordt het woord vaak afgebroken tussen de delen.

Slide 19 - Tekstslide

Een open vraag beantwoorden
4. 'Leg je antwoord uit' of 'licht je antwoord toe'? Leg uit waarom jouw antwoord het juiste is of waarom dit jouw mening is. Zet je antwoord alvast zo op: 'Ik vind ...., omdat ............' of 'Het onderwerp is ..... , want ...........

Geef vervolgens geldige argumenten (redenen). 
- 'Gewoon' is geen uitleg of een geldig argument. 'Gwn' al helemaal niet!
- Vermijd ook cirkelredeneringen: 'Het boek is leuk, omdat het niet saai is.' 
- Als je een mening geeft of je smaak moet uitleggen, probeer te algemene woorden als 'saai', 'leuk' of 'interessant' te vermijden. Vervang ze bijvoorbeeld door 'ontroerend', 'grappig' of 'spannend'.

Slide 20 - Tekstslide

Een argument onderbouwen
5. Als je een argument onderbouwt, dan geef je een voorbeeld of feitelijke informatie bij dat argument. 

Denk aan: "Ik vind Het meisje met de vlechtjes een spannend boek (mening), omdat je als lezer niet altijd alle informatie krijgt (argument). In hoofdstuk 4 lees je bijvoorbeeld hoe de groep staat te wachten tot Truus de Duitser verleid heeft."

Slide 21 - Tekstslide

Noem twee eigenschappen die je belangrijk vindt in een vriend(in). Leg je antwoord uit en onderbouw het.

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag!
1. Pak je huiswerk erbij. Je hebt opdracht 4 van § 5, op blz. 32 gemaakt.
2. Herschrijf je antwoorden op de vragen 3 en 4. Dit zijn de succescriteria van je antwoorden:
- vraag in antwoord herhalen; --> 'Het is lastig om een ....'
- correcte spelling;
- correcte formulering;
- geldige argumenten en zonodig onderbouwing / voorbeeld.
Klaar? Online oefenen met spelling en formuleren (Nieuw Nederlands).
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk bespreken.
1. Pak je huiswerk erbij. Je hebt opdracht 4 van § 5, op blz. 32 gemaakt.
2. Wissel je schrift uit. Je kijkt de antwoorden van je buur na.
Let (behalve het juiste antwoord) op:
- vraag in antwoord herhalen; --> 'Het is lastig om een ....'
- correcte spelling;
- correcte formulering;
- geldige argumenten en zonodig onderbouwing / voorbeeld.

Slide 24 - Tekstslide

Check leerdoelen
1. Ik kan uitleggen hoe ik een open vraag beantwoord.
2. Ik kan uitleggen hoe ik een argument geef bij een antwoord.
3. Ik kan uitleggen hoe ik een onderbouwing of voorbeeld geef bij een argument. 


Slide 25 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit waar je op let bij het beantwoorden van een open vraag.

Slide 26 - Open vraag

Volgende keer
Inleiding en slot.  




Slide 27 - Tekstslide

Blooket

Slide 28 - Tekstslide

LEZEN IN LEESBOEK
timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide