De winst berekenen 19-12

De winst berekenen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De winst berekenen

Slide 1 - Tekstslide

To do
- Vorige keer: Social media
- Alles geregeld voor het bezoek aan autobedrijf (16 jan)
- Deze keer: Winst berekenen
- Leren voor de laatste theorie toets (17 jan) eventueel aan portfolio werken

Slide 2 - Tekstslide

Als je een bedrijf hebt wil graag winst maken. Je gaat leren hoe jij kan uitrekenen of dat ook echt zo is. 

Slide 3 - Tekstslide

Omzet = Wat de klanten jou in totaal betalen. Dit heet ook wel de verkoopopbrengst. Jij hebt bijvoorbeeld voor €3000,- op een dag verkocht, dan is dat jouw omzet van die dag. 

Inkoopwaarde  = Wat jezelf, als ondernemer, voor de producten hebt betaald.  Jij hebt bijvoorbeeld voor €1250 aan bloemen gekocht. Deze heb jij weer verkocht voor €2400. Dan is €1250 jou inkoopwaarde

Bedrijfskosten = Alle andere kosten die een ondernemer maakt, zoals de huur van een pand, de lonen van de medewerkers en de elektriciteit die wordt gebruikt. 


Slide 4 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van bedrijfskosten

Slide 5 - Open vraag

Stijn heeft een bloemenwinkel. Als eigenaar van een bedrijf moet Stijn een boekhouding bijhouden. Hij houdt per dag bij voor welk bedrag hij aan bloemen en planten heeft verkocht. Bekijk de afbeelding. Hoeveel omzet heeft Stijn deze week?

Slide 6 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat de inkoopwaarde is.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Stijn heeft deze week een omzet van €3500. De inkoopwaarde is €1500. Wat is zijn Brutowinst?

Slide 10 - Open vraag

Mag hij deze Brutowinst houden? Waarom wel/niet?

Slide 11 - Open vraag

Zet in de goede volgorde
1
2
3
4
5
Nettowinst
Bedrijfskosten
Brutowinst
Omzet
Inkoopwaarde

Slide 12 - Sleepvraag

Vraag aan je docent het papier voor bruto en nettowinst berekenen. 

Maak de eerste tabel

Slide 13 - Tekstslide

Omzet = €18.000
Inkoopwaarde= €6.000
Bedrijfskosten= €9.000
Wat is de Brutowinst?

Slide 14 - Open vraag

Omzet = €18.000
Inkoopwaarde= €6.000
Bedrijfskosten= €9.000
Wat is de nettowinst?

Slide 15 - Open vraag


Bedrijfskosten= €9.000
Nettowinst = €1.500
Wat is de Brutowinst?

Slide 16 - Open vraag

Omzet = €18.000
Bedrijfskosten= €9.000
Nettowinst = €1.500
Wat is de inkoopwaarde?

Slide 17 - Open vraag

Maak de 2e tabel op het papier wat je van je docent hebt gekregen 

Slide 18 - Tekstslide

De nettowinst is gedaald ondanks een hogere omzet. Geef een reden.

Slide 19 - Open vraag

Laatste onderdeel
Begrippen leren voor de toets na de vakantie (in de les van meneer Vis) en portfolio bijwerken.
Info wat je moet leren vind je in je magister huiswerk.

Slide 20 - Tekstslide