a. Op welke plek(ken) speelt het verhaal zich af (bijvoorbeeld: op school, in een supermarkt)?
b. Wanneer speelt het verhaal zich af (bijvoorbeeld: in het verleden, de toekomst, het hier en nu, in de zomer, de winter, in de nacht, in de middag)?
c. Wie is de hoofdpersoon? Waarom denk je dat? Waar kun je dat aan zien en/of horen?
d. Wat voor soort verhaal denk je dat hier verteld wordt? Is het een verdrietig, grappig, spannend verhaal? Waar zie en hoor je dat aan?