Stichting FutureNL
Wij brengen digitale vaardigheden écht in de klas

TU Delft | Rijtjes en Groepjes

1 / 5
next
Slide 1: Slide
Computational thinkingBasisschoolGroep 1,2

This lesson contains 5 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Introduction

In deze les oefenen de kinderen met ordenen. Het lijkt op de les 'Dolle dieren'. 'Dolle dieren' kan goed als vervolg op deze gedaan worden, na een tijdje, of meteen er achteraan. Net wat bij je lesvorm past.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze les vraagt naast het vooraf doorlezen van de opdrachten geen voorbereiding.

Slide 2 - Slide

Ordenen
Rijtjes!
Laat de kinderen eerst op volgorde van klein naar groot staan*. Als dat gelukt is, reflecteer dan samen met je leerlingen.

* Een alternatief als je het aandurft is: Begin met de opdracht “ga eens op volgorde staan”. Wat gebeurt er? Weten ze een volgorde; bijvoorbeeld op lengte of leeftijd. Of vragen ze al hoe dan? Dat is een goed onderwerp voor de nabespreking. Bied hulp als het niet lukt.

Vraag tussendoor:
Hoe weet je eigenlijk of je goed staat? 
Wat doe je als er twee kinderen precies even lang zijn?

Kunnen de leerlingen zelf een andere volgorde verzinnen om op te staan? Ideeën zijn: leeftijd of verjaardag, afstand lopen tot school, haarkleur of huidskleur of shirtje van licht naar donker.

Slide 3 - Slide

Categoriseren
Dit spel is verwant aan het vorige spel, maar nu maken we groepjes in plaats van rijtjes.* Laat de leerlingen in groepjes staan, bijv. op tafel-groepjes als je dat hebt in je klas of op leeftijd (4, 5 en 6) of groep (1 en 2).

* Ook hier kun je expres met een vage opdracht beginnen als dat bij je past: “ga eens in groepjes staan”. Wat gebeurt er?
Waarschijnlijk zie je nu dat sommige leerlingen leiden (“IK BEN VIER”) en andere volgen. Je maakt de opdracht (weer) gestructureerder  door zelf de indeling aan te geven (vier staat bij mijn tafel en vijf achterin) of door vooraf met de kinderen te bespreken welk criterium ze voor de indeling kunnen en gaan gebruiken. 
Ideeën zijn: aantal broertjes en of zusjes, kwam je vanmorgen te voet of met de fiets, heb je witte sokken aan? Bied hulp als het niet lukt en/of er geen groepjes zijn; verzin dan zelf een criterium voor een groepsindeling (bijvoorbeeld leeftijden).

Reflecteer na afloop van elke opdracht. Hoe weet je of je in de goede groep staat? Weet je van iedereen hoe oud ze zijn, hoeveel broertjes en zusjes ze hebben, welke haarkleur ze hebben ed? 

Slide 4 - Slide

Napraten
Je kunt met de leerlingen napraten als dat bij je lesvorm past. 

Bijvoorbeeld: Reflecteer op de “vastigheid” van deze eigenschappen. Als we dit morgen weer spelen, welke rijtjes en groepjes zijn dan hetzelfde en welke anders? En over 2 jaar?

Slide 5 - Slide