lesson plan

Maatschappijwetenschappen | VWO | H6 - H11

Ready to use this lesson plan? Use the button below to save a copy of this lesson plan in your account. After doing so, you will be able to modify the lessons as you wish.

Bij maatschappijwetenschappen bestuderen we het gedrag van groepen mensen. De grootste groep mensen die bij elkaar hoort, noemen we de samenleving, de maatschappij. We kijken vanaf een afstand naar maatschappelijke vraagstukken en processen en proberen die beter te begrijpen. Alsof je in een helikopter stapt en boven Nederland gaat hangen om te kijken hoe mensen zich op dat hele
kleine stukje aarde gedragen.

Veel gedrag van groepen mensen is niet toevallig. Er zitten vaak één of meer logische verklaringen achter. Bij maatschappijwetenschappen maken we gebruik van 23 kernconcepten en vier hoofdconcepten. Dit zijn de belangrijkste begrippen van dit vak waarmee we samen dezelfde vaktaal spreken. 

Hoe kunt u deze lessen gebruiken?

  • Maak met het oogje aan de rechterkant van de dia’s in de bewerkmodus een dia onzichtbaar tijdens het geven van de les.
  • Maak gebruik van timers bij quizvragen. Onder de quizvragen staat nu een timer, maar deze kunt u handmatig uitzetten. Zo kunt u langer stilstaan bij de opdrachten voordat uw leerlingen antwoord moeten geven.
  • De notities bevatten belangrijke informatie. Naast lestips staat er ook toelichting bij bepaalde dia’s of opdrachten. Dit zijn aantekeningen voor u als docent.
  • Aan het einde van de les wordt als optie het samenvattingsfilmpje aangeboden.

POLITIEK IN DE PRAKTIJK - hOOFDSTUK 6

In het vorige hoofdstuk ging het vooral over de politiek in theorie en structuren. We noemen dat polity. In dit hoofdstuk bestuderen we hoe politiek in de praktijk werkt. Het gaat dan vooral om politics en policy. Politics zijn de processen waarlang conflicten worden opgelost via strijd en consensus. Policy is het beleid over hoe de samenleving eruit zou moeten zien en welke middelen hiervoor nodig zijn. 

Leerdoelen die dit hoofdstuk centraal staan:
  • Ik weet wat politics, polity en policy zijn en kan deze begrippen herkennen.
  • Ik begrijp wat representativiteit en representatie inhoudt
  • Ik snap wat de functie van politieke partijen is
  • Ik weet welke spelers invloed hebben op beleid
  • Ik ken de drie modellen van politieke besluitvorming
Deze LessonUp behandelt heel hoofdstuk 6. De volgorde van de paragrafen wordt aangehouden. Zo maakt u ook gemakkelijk gebruik van deze LessonUp wanneer u een les geeft over bijvoorbeeld paragraaf 6.3. 

§6.1 Representatie en representativiteit  

Als eerste praktijkvoorbeeld van hoe politiek werkt bestuderen we de vraag in hoeverre burgers zich vertegenwoordigd voelen. Dat komt in deze paragraaf aan bod. 
Deze paragraaf behandelt eindterm 14.4, 15.2 en 15.3. 

§6.2 politieke partijen

In deze paragraaf wordt een belangrijke actor in de politiek behandeld, namelijk politieke partijen. Politieke partijen zijn de actoren die het spel (politics) spelen binnen de spelregels (polity) van politieke instituties. Hun doel is het overheidsbeleid te beïnvloeden. 
Deze paragraaf behandelt eindterm 5.2, 14.3, 15.1 en een deel van bijlage 5 van de syllabus. 

§6.3 policy: beleid en machten 

In deze paragraaf kijken we naar wat beleid (policy) precies  is en welke groepen actoren (machten) daar invloed op uitoefenen. Er worden zes machten behandeld. Dat zijn groepen actoren die invloed en macht hebben in het besluitvormingsproces.
Deze paragraaf behandelt eindterm 20.1 en een deel van bijlage 5 van de syllabus. 

§6.4 policy: besluitvormingsmodellen

We eindigen dit hoofdstuk met een analyse van het proces van politieke besluitvorming met behulp van de zogeheten besluitvormingsmodellen. 

We gaan naar 'het spel' kijken. Net zoals er veel sportverslaggevers zijn die de strategie van een team bestuderen, de uitvoering ervan analyseren en de kans om te winnen, zo zijn er politiek verslaggevers die de standpunten van actoren en het besluitvormingsproces bestuderen. 
Deze paragraaf behandelt bijlage 5 van de syllabus. 

verhoudingsvraagstuk: maatschappelijke verschillen - hoofdstuk 7

Wat zijn de leerdoelen dit hoofdstuk? 
  • Ik weet wat het hoofdconcept verhouding en het kernconcept sociale ongelijkheid inhouden
  • Ik wat sociale stratificatie, sociale mobiliteit en de onderklasse zijn
  • Ik ken de gevolgen van sociale ongelijkheid
  • Ik weet hoe sociale ongelijkheid wordt bestreden
  • Ik weet hoe de ontwikkelingen in de 21e eeuw leiden tot veranderende verhoudingen

§7.1 sociale ongelijkheid en verhouding

We richten ons dit hoofdstuk op het verhoudingsvraagstuk in Nederland. We gaan in op de sociale ongelijkheid in Nederland. Welke gevolgen heeft dit voor verschillende groepen mensen en de rol die de overheid hierin speelt. En wat is de invloed van de veranderingen die zich in een grotere context voltrokken, namelijk het proces van globalisering en de hiermee gepaard gaande institutionalisering en europanisering. 

§7.2 sociale stratificatie, sociale mobiliteit en de onderklasse

In deze paragraaf herhalen we kort wat eerder al in §2.1 is behandeld en maken daarmee sociale ongelijkheid in een specifieke context duidelijker. We kijken vooral naar Nederland maar maken eerst een vergelijking met India. In vergelijkingen zijn verbanden en wetmatigheden beter te herkennen. 

§7.3 gevolgen sociale ongelijkheid

In de vorige paragraaf is de onderklasse belicht: mensen die behoren tot de laagste sociale laag in een samenleving en waar sprake is van sociale uitsluiting. Naast sociale uitsluiting zijn er meer gevolgen voor sociale ongelijkheid, zowel voor de hogere als voor de lagere sociale lagen. De gevolgen van sociale ongelijkheid manifesteren zich op drie niveaus in de samenleving, op micro-, meso- en macroniveau. Die bestuderen we deze paragraaf.

§7.4 overheidsbeleid sociale ongelijkheid

Ondanks eventuele positieve gevolgen van maatschappelijke confilcten, zoals aan het eind van de vorige paragraaf te lezen was, vinden we het in Nederland en veel andere moderne samenlevingen onwenselijk als er te veel sociale ongelijkheid bestaat. In deze paragraaf zien we hoe de Nederlandse overheid probeert en heeft geprobeerd om sociale ongelijkheid terug te dringen. 

§7.5 ontwikkelingen 21e eeuw

De verhoudingen tussen mensen zijn de afgelopen eeuwen behoorlijk veranderd. Deze ontwikkelingen houden niet op. Ook in de 21e eeuw vinden er processen van verandering plaatst die leiden tot andere verhoudingen. We onderscheiden hier een aantal processen die invloed hebben op de sociale ongelijkheid in Nederland. 

bindingsvraagstuk: veiligheid en criminaliteit - hoofdstuk 8

Wat leren leerlingen?

  • Het dilemma van de rechtsstaat, de risicosamenleving en de veiligheidsutopie
  • Het verschil tussen subjectieve en objectieve veiligheid
  • De doelen van straf en de verschillende visies op straf
  • Op micro-, macro- en mesoniveau te kijken naar de oorzaken en gevolgen van crimineel gedrag.
  • Verschillende soorten van bedreiging voor veiligheid en kunnen veranderingsprocessen toepassen.

§8.1 wat is veiligheid?

Wat is veiligheid? Veiligheid gaat niet alleen over fysiek geweld of oorlog of bedreiging, maar ook over veilig opgroeien of sexting. Huiselijk geweld gaat niet enkel over klappen uitdelen, maar ook om het hebben van een veilige thuissituatie. Privacy is ook een vorm van veiligheid, namelijk de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van anderen. 
Dit hoofdstuk is een voorbeeld van hoe je een analyse van een  maatschappelijk vraagstuk kunt uitvoeren. Dit is vergelijkbaar met wat je in domein F van de syllabus met eindtermen moet kunnen.

§8.2 criminaliteit in nederland en de vs

Er zijn veel vormen van bedreiging van de veiligheid. Deze komen in de laatste paragraaf ter sprake. Eén vorm bespreken we in de komende drie paragrafen uitgebreider en dat is criminaliteit. 

§8.3 oorzaken en gevolgen van criminaliteit

In de eerste paragraaf werd duidelijk dat veiligheid een belangrijk onderwerp is. De tweede paragraaf liet zien dat het specifieke veiligheidsonderwerp 'criminaliteit' niet makkelijk is om te meten of te begrijpen. In deze paragraaf presenteren we verschillende verklaringen voor criminaliteit en bestuderen we enkele gevolgen van criminaliteit. 

§8.4 overheidsbeleid veiligheid

Voor het thema veiligheid is de laatste jaren, zowel in het nieuws als in de politiek, veel meer aandacht gekomen. In deze paragraaf bekijken we het overheidsbeleid en de visies van ideologieen

§8.5 ontwikkelingen en invloed op veiligheid

In de eerste paragraaf werd een inleiding op veiligheid gegeven terwijl we in de drie paragrafen daarna dieper zijn ingegaan op criminaliteit. Nu keren we terug naar het onderwerp veiligheid. Met de kernconcepten van Verandering, zoals individualisering, kunnen we zien welke ontwikkelingen invloed hebben op veiligheid. 

Paradigma's - hoofdstuk 9

Wat leerlingen leerlingen?
  • 4 verschillende paradigma's: rationele actor-paradigma, conflict-paradigma, functionalisme-paradigma en het sociaalconstructivisme-paradigma;
  • Welke criminologische theorieën bij deze paradigma's passen;
  • Welk hoofdconcept er bij de paradigma's past en hoe deze toe te passen;
  • Bij 3 paradigma's kunnen leerlingen het kernconcept socialisatie toepassen.

§9.1 Inleiding

In deze paragraaf is er een inleiding op het onderwerp 'paradigma's'. De vier paradigma's komen naar voren die in het hoofdstuk behandeld worden. 

§9.2 rationele actor-paradigma

We kijken eerst naar de kenmerken en beschrijven dan een aantal voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Daarna wordt de historische context van het rationele actor-paradigma gepresenteerd. Dit doen we door ideeën van Adam Smith te presenteren. 

§9.3 conflict-paradigma

In deze paragraaf staat het conflict-paradigma centraal waarvan Marx de grondlegger is. Na een korte schets van dit paradigma worden de belangrijke kenmerken gepresenteerd. Weer wordt de historische context gepresenteerd en wordt er een vergelijking gemaakt met het rationele actor-paradigma.

§9.4 functionalisme paradigma

In deze paragraaf behandelen we het functionalisme-paradigma. Bij dit paradigma is het logischer om te kijken naar twee wetenschappers: Emile Durkheim en Talcott Parsons. Deze wetenschappers hielden zich bezig met de sociale cohesie in de samenleving en hadden de focus op de structuur die in de samenleving aanwezig is. 

§9.5 sociaalconstructivisme-paradigma

Hier staat het sociaalconstructivisme-paradigma centraal. Daar is niet één duidelijke grondlegger van aan te wijzen. Nadat we in het kort dit paradigma hebben geschetst, worden de belangrijkste aannames gepresenteerd. We vergelijken dit paradigma met de drie eerder genoemde paradigma's. 

§9.6 Weerbarstige werkelijkheid

In de praktijk van de wetenschapsgeschiedenis is het zo dat door de tijd heen sommige paradigma's meer steun krijgen dan andere. Nieuwe veronderstellingen, aannames en redeneringen zorgen voor een andere, vaak betere, verklaring van de werkelijkheid. 

Natievorming - hoofdstuk 10

Wat leerlingen leerlingen?

  • hoe bindingen gezien worden vanuit de paradigma's;
  • wat de relatie is tussen politiek en (nationale) identiteit en dat dit gebaseerd is op het dilemma van de collectie actie;
  • wat de modernistische en essentialistische blik is op het ontstaan van naties;
  • wat het verschil is tussen een natiestaat en een multinationale staat;
  • hoe nationale cultuur onderhevig is aan het politieke en sociale ontwikkelingen;
  • wat de oorzaken zijn voor de toegenomen politieke aandacht voor identiteit. 

§10.1 context: dé nederlandse identiteit

In §1.1 werden drie verschillende aspecten van identiteit behandeld: persoonlijk, sociaal en collectief. Bij collectieve identiteit gaat het om het beeld dat bij een groep hoort. In dit hoofdstuk gaan we uitgebreid in op de collectieve identiteit van Nederland. Natievorming staat daarbij centraal als proces. 
Deze paragraaf behandelt eindterm 14.2

§10.2 analyse: de politiek en de cultuur

De vraag 'Wanneer ben je een Nederlander?' kent een simpel antwoord: als je een Nederlands paspoort hebt. Maar de vraag wat het inhoudt om een Nederlander te zijn, is lastiger te beantwoorden. Koningin Máxima noemde enkele kenmerken van Nederlanders, maar er zijn vast veel Nederlanders die zich daar niet in herkennen. In deze paragraaf kijken we met een meer sociologische en een meer politicologische bril naar identiteit. 
Deze paragraaf behandelt de eindtermen 16.1, 16.2, 17.1 en 17.2

§10.3 ontwikkelingen nationale cultuur

Een Nederlander in de 21e eeuw is niet per se dezelfde Nederlander als vijftig of honderd jaar geleden. Waar honderd jaar geleden Nederlandse vrouwen voor het eerst mochten stemmen bij verkiezingen, is dat nu de normaalste zaak van de wereld. We bestuderen in deze paragraaf de ontwikkelingen van de Nederlandse samenleving sinds de Tweede Wereldoorlog. we maken daarbij weer een onderscheid tussen politieke en sociologische ontwikkelingen. 
Deze paragraaf behandelt de eindtermen 16.3, 16.4, 17.3 en 17.4

§10.4 politiek en overheidsbeleid over identiteit

'Kinderen moeten het volkslied kennen en gaan staan als zij dit zingen'. Bij de verkiezingen van 2017 was er een politicus die dit belangrijk vond. Vooral sinds 2001 vinden er in de politiek veel debatten plaats voor of tegen de multiculturele samenleving, over identiteit en cultuurbehoud, over rechten en plichten. In deze paragraaf bestuderen we hoe er vanuit de politiek en via overheidsbeleid naar de Nederlandse identiteit wordt gekeken. 
Deze paragraaf behandelt eindterm 17.4, 18.1, 18.2 en 18.3

Modernisering - hoofdstuk 11

In dit hoofdstuk behandelen we de 'modernisering' van de samenleving, de ontwikkelingen van een traditionele naar de moderne samenleving. 
Wat leren leerlingen?
  • wat modernisering inhoudt
  • wat de kenmerken zijn van moderne samenlevingen
  • wat moderniseringstheorieën inhouden
  • hoe modernisering van invloed is op het vormingsproces, het verhoudingsvraagstuk en het bindingsvraagstuk
  • wat de drie paradoxen van modernisering zijn

§11.1 context: traditioneel of modern

In paragraaf 1 wordt het kernconcept rationalisering volledig behandeld. Rationalisering is het meest kenmerkende proces van een samenleving die verandert van traditioneel naar modern. 

§11.2 analyse: wording van de moderne samenleving

In paragraaf 2 behandelen we concreet en puntsgewijs wat belangrijke kenmerken zijn van moderne samenlevingen en dat modernisering een omstreden begrip is. 

§11.3 verandering in het vormingsvraagstuk

In deze paragraaf kijken we naar de veranderingen in het vormingsvraagstuk. 

§11.4 verandering in het verhoudingsvraagstuk

In deze paragraaf bestuderen we de moderne samenleving vanuit het verhoudingsvraagstuk. 

§11.5 verandering in het bindingsvraagstuk

In de vorige twee paragrafen ging het over veranderingen van een traditionele naar een moderne samenleving op het gebied van Vorming en Verhouding. In deze paragraaf bestuderen we deze verandering op het gebied van het bindingsvraagstuk. Deze veranderingen worden in drie delen behandeld: sociale integratie, maatschappelijk middenveld en netwerken. 

§11.6 paradoxen in de moderne samenleving

In deze paragraaf beschrijven we drie paradoxen van het leven in een moderne samenleving.