Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

Th2 B3 Cellen Oefenvragen

Thema 2 Organen en cellen
B3   Cellen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 2 Organen en cellen
B3   Cellen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je weet dat een organisme bestaat uit cellen
Begrippen: Cellen
Je kunt de delen van dierlijke cellen 
benoemen met hun kenmerken
Begrippen: Cytoplasma, celmembraan, celkern, kernmembraan
Begrippen: Celwand, vacuole, celorganellen, bladgroenkorrels
Je kunt de delen van plantaardige cellen 
benoemen met hun kenmerken
Nakijken: Magister 
ELO gedeelde documenten NZ kies thema

Slide 3 - Slide

Na het leren, controleren, wat weet je al? 
Wat is nog lastig? Wat ga je daaraan doen?
1. Gebruik de leertips voor NZ (in je schrift geplakt, in magister)
2. Gebruik de leerdoelen: Leg uit
3. Leerwerkboek: Afbeeldingen met namen van onderdelen leren
4. Herhaal het maken van de opdrachten (online)
5. Magister-Leermiddelen: Flitskaarten
6. Magister-Leermiddelen: Test jezelf van elke basisstof
7. Magister-Leermiddelen: Oefentoets (diagnostische toets) ... voor PW
8. LessonUP: oefenvragen maken
9. Gebruik biologiepagina.nl (Let op: Daar is meer info, die extra's niet leren)

Slide 4 - Slide

Nog meer info en/of oefenen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Cellen
Je lichaam bestaat uit verschillende typen cellen, ze kunnen verschillende vormen hebben. 
  • zenuwcel  
  • bindweefselcel
  • huidcel
  • spiercel
  • rode bloedcel



Cellen zijn de bouwstenen van organismen

Slide 7 - Slide

Cellen van dieren

Celplasma (cytoplasma):
Water met opgeloste stoffen

Celmembraan:
Dun vlies, een beetje doorlaatbaar (stoffen er doorheen)

Celkern: regelt alles wat in de cel gebeurt

Slide 8 - Slide

Cellen van planten
Een plantencel heeft alle delen die een dierlijke cel ook heeft. 

Extra delen bij de plantencel:
- grote vacuole
- bladgroenkorrels
- celwand
blaasje met vocht
fotosynthese
stevige wand om cel

Slide 9 - Slide

Ken je de onderdelen?
Celwand
Celplasma
Celmembraan
vacuole
Bladgroenkorrel
celkern
bladgroenkorrel

Slide 10 - Slide

Je hele lichaam bestaat uit één soort cellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz


Welk cel zie je hier?
A
Dierlijke cellen
B
Plantaardige cellen

Slide 12 - Quiz


Wat voor cel zie je hiernaast?
A
dierlijke cel
B
plantaardige cel

Slide 13 - Quiz


Is dit een plantaardige cel of een dierlijke cel?

A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel

Slide 14 - Quiz

Welke onderdelen van
deze plantaardige cel komen
ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6

Slide 15 - Quiz

Het cytoplasma
A
kan sommige stoffen doorlaten
B
kan alle stoffen doorlaten
C
is een dik stevig vlies
D
regelt alles wat er in een cel gebeurt

Slide 16 - Quiz

Om het celplasma zit een dun vlies
dat noem je het
A
celmembraan
B
cytoplasma
C
celkern
D
celwand

Slide 17 - Quiz

Welk onderdeel tref je wel aan in een plantaardige cel, maar niet in een dierlijke cel?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Celkern

Slide 18 - Quiz

Is dit een dierlijke of een plantaardige cel?
A
Dierlijke
B
Plantaardige

Slide 19 - Quiz

Stelling: Alle onderdelen van een dierlijke cel zitten ook in een plantaardige cel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Water met opgeloste stoffen
noem je
A
celmembraan
B
celplasma
C
celkern
D
celwand

Slide 21 - Quiz

.
de vorm van een 
cel heeft te maken met ....
A
de functie
B
hoe groot de celkern is
C
wat voor celplasma erin zit
D
hoe dik het celmembraan is

Slide 22 - Quiz




Wat zit er in een vacuole?
A
water
B
lucht
C
water met opgeloste stoffen
D
de celkern

Slide 23 - Quiz

Met welk nummer wordt er een vacuole aangewezen?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 24 - Quiz



Een grote vacuole bevindt zich in
A
een plantaardige cel
B
een dierlijke cel

Slide 25 - Quiz


Wat drijft er in het celplasma van een plantaardige cel
A
de celkern en bladgroenkorrels
B
alleen de celkern
C
alleen bladgroenkorrels
D
de celkern en bladgroenkorrels en de celwand

Slide 26 - Quiz