Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

D1ATh1 B1 Wat is biologie en verzorging

D1ATh1 Kennismaken
 B1: Wat is biologie en verzorging?
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
Wld
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

D1ATh1 Kennismaken
 B1: Wat is biologie en verzorging?
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
Wld

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel

1.  Je leert wat 'biologie' betekent.
2.  Je leert wat een organisme is en je kunt voorbeelden geven.
3.  Je leert wat 'zorg' is en wat 'verzorging' is.
4.  Je leert wat het verschil is tussen: dood - levend - levenloos. 
     Je kunt voorbeelden geven.
5.  Je leert de 7 levensverschijnselen.
6.  Je leert wat kenmerken zijn en je kunt voorbeelden geven van innerlijke 
     kenmerken en uiterlijke kenmerken.
7.  Je leert wat een individu is en wat uniek betekent.




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Maak van 
deze basisstof
een mindmap
in je schrift!



Onderwerp:

'Organisme'



Noteer ook de begrippen met hun betekenis!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten (huiswerk)
Handboek:   Lezen blz. 8 t/m 10
                          Je kunt met de gekleurde woorden, in samenhang,
                          een verhaaltje vertellen. 

Werkboek blz. 6 t/m 8

Maak opdracht 1 t/m 7

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is biologie?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is 'zorg'?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is verzorging?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Biologie, 
zorg en verzorging
Bij het vak Natuur en Zorg krijg je les in biologie en verzorging. 

Biologie is de leer van het leven. 
Levende wezens worden bestudeerd. 
Een organisme noem je een levend wezen. 
Op de afbeeldingen hiernaast zie je voorbeelden van organismen. De mens hoort bij het dierenrijk. 

Aandacht hebben voor de gezondheid van jezelf en van anderen betekent 'zorg'. 
Alles doen wat nodig is om de gezondheid van jezelf en anderen in stand te houden en te verbeteren, noem je verzorging.
1. Dit is ...
een schimmel.
Een schimmel is een organisme
2. Dit zijn ...
bacteriën
Een bacterie is een organisme.
3. Deze organismen behoren tot
het rijk van de dieren.
De mens behoort tot het dierenrijk.
1. Dit zijn
planten, struiken en bomen
Dat zijn ook organismen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Levensverschijnselen
Er zijn 7 levensverschijnselen:

Waarnemen
Bewegen
Voeden 
Ademhalen
Uitscheiden
Groeien
Voortplanten

Levensverschijnselen zijn de kenmerken van het leven
(levenskenmerken). 
Opdracht: Noteer de 7 levensverschijnslen, onder elkaar, in je schrift. Bekijk de volgende video en schrijf het juiste nummer erachter!

Leer ze uit je hoofd
Hoe leer jij iets uit je hoofd?
1
Maak een kleine, simpele, gekke tekening van jezelf. Daarin zijn de 7 levensverschijnselen te zien.... Helpt jou dat om ze te leren?
2
Maak je liever een ezelsbruggetje zodat je de 7 levensverschijnselen kunt onthouden? Helpt jou dat om ze te leren?
3
Als jij aan je lievelingsdier denkt.... of een afbeelding daarvan hebt, kun je dan de 7 levensverschijnselen beter onthouden? 
waarnemen
Zien horen ruiken proeven en voelen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

Info:
1: Voeden             
2: Bewegen         
3: Voortplanten  
4: Groeien
5: Waarnemen (voelsprieten - slak)
6: Uitscheiden 
   (beetje verwarrend door de bewegende 
    honden)
7: Ademhalen
Levensverschijnselen
Er zijn levensverschijnselen die voortdurend plaatsvinden: ademhalen bijvoorbeeld. Andere komen af en toe voor. Een voorbeeld daarvan is voortplanten.

Bij dieren kun je de levensverschijnselen vaak makkelijk waarnemen. Bij planten is dat vaak lastiger. 
Wist je dat een plant beweegt? Een plant beweegt bijvoorbeeld de bladeren naar het licht toe en kan naar het licht groeien.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Levend - dood - levenloos
Een organisme dat geen levensverschijnselen meer vertoont, noem je dood. Delen van organismen die niet meer leven, noem je ook dood.

Voorwerpen die nooit geleefd 
hebben (en dat ook nooit gaan doen), noem je levenloos. 

Organisme die levensverschijnselen vertonen, noem je levend.

Noteer in je schrift, onder elkaar: Levend
Dood
Levenloos
Bekijk de volgende video en schrijf op wat bij 'levend, dood en levenloos' hoort.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

Genoteerd:
Levend:Vogel, maïsplant, kraai

Dood: katoenen shirt, must van vilt, hout

Levenloos: Steen, kunststof hoofd
Noteer in je schrift: dood - levend - levenloos
Schrijf er achter wat je ziet in de afbeelding

Slide 14 - Slide

Noteer in je schrift:
Dood: vis, tak op de grond


Levend: planten, struiken, bomen, vogels (vink en reiger)


Levenloos: auto, flesje, stenen, water, modder/zand
Iedereen is anders
Kenmerken zijn eigenschappen waardoor mensen jou herkennen en waardoor jij andere organismen kunt herkennen. Er zijn innerlijke- en uiterlijke kenmerken.
De uiterlijke kenmerken zie je aan de buitenkant. Bijvoorbeeld de kleur van je ogen, je lengte, je haarstijl. De innerlijke kenmerken, zeggen iets over 'hoe je bent'. Het zijn karaktereigenschappen. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld: behulpzaam, eigenwijs, betrouwbaar, geduldig. 
Ieder mens is anders, ieder mens is uniek. Uniek betekent enig. Dat betekent: jij bent de enige die is zoals jij bent. Misschien lijkt iemand meer op een van zijn ouders, of meer op een broer of zus. Jij bent een individu. Een individu is een mens met zijn eigen unieke kenmerken. Omdat je uniek bent, vind jij bijvoorbeeld bepaalde dingen heel belangrijk en kan iemand anders, bijvoorbeeld een klasgenoot, daar heel anders over denken. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions




Innerlijke kenmerken
Elk individu is uniek
Uiterlijke kenmerken

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt hier bedoeld?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welke van de onderstaande levensverschijnselen kan een plant vertonen?
A
allemaal
B
voeden, groeien en voortplanten
C
bewegen, groeien, waarnemen
D
uitscheiden, waarnemen en groeien

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel ontbreekt in het rijtje?

Voeden - Bewegen - Voortplanten - Groeien - Uitscheiden - Waarnemen

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
Bewegen
B
Groeien
C
Uitscheiden
D
Waarnemen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Sommige planten maken sappen zoals nectar en hars. Deze kunnen ze vervolgens afgeven aan de omgeving. Hoe heet dit levensverschijnsel?
A
voeden
B
voortplanten
C
uitscheiden
D
groeien

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel ontbreekt in het rijtje?

Voeden - Bewegen - Ademhalen - Groeien - Uitscheiden - Waarnemen

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het verschijnsel dat veel dieren meerdere keren per jaar jongen kunnen krijgen?
A
groeien
B
bewegen
C
ademhalen
D
voortplanten

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


Horen, zien, ruiken en voelen horen bij het levensverschijnsel......
A
ademhalen
B
waarnemen
C
de huid, de ogen, de neus, de oren
D
groeien

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Het drinken van water valt onder het levensverschijnsel .........

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel ontbreekt in het rijtje?

Voortplanten - Bewegen - Ademhalen - Groeien - Uitscheiden - Waarnemen

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Een plant, zoals de zonnebloem, groeit naar het licht doordat de plant kan reageren op lichtprikkels. Dit is een voorbeeld van het levensverschijnsel .........
A
ademen
B
waarnemen
C
groeien
D
voeden

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande levensverschijnselen
hebben te maken met het opnemen en/of afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
groeien, voeden, ademhalen
B
bewegen, voeden, voortplanting
C
uitscheiden, groeien, bewegen
D
voeden, ademhalen, uitscheiden

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke levensverschijnselen worden besproken in onderstaand stukje tekst?
De jachtluipaard jaagt over het algemeen overdag (vroeg in de morgen, vroeg in de avond). Meestal bestuderen ze de omgeving vanaf een verhoogde plek als een rotspartij, een omgevallen boom of een termietenheuvel. Hij jaagt voornamelijk op kleine en middelgrote antilopen en besluipt de antilope met zijn kop naar beneden tot hij ongeveer 30-10 m in de buurt van zijn prooi is. Na een korte, zeer snelle sprint probeert hij deze te vangen. Nadat hij zijn snelle ademhaling weer rustig heeft gekregen kan hij tot 14 kg per maaltijd opeten. Een groepje van vier cheeta's kan in een kwartier een gehele impala opeten.

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Welke levensverschijnselen worden besproken in onderstaand stukje tekst?

Elk jaar maakt een loofboom een nieuwe jaarring aan en wordt de stam van de boom dikker. Voor het dikker worden van de boom is het belangrijk dat een boom voldoende water kan opnemen en genoeg van het gas koolstofdioxide kan opnemen via de huidmondjes in de bladeren. Als in de hersft de dagen te kort worden, laten loofbomen hun blaadjes afsterven en op de grond vallen. Bomen reageren dus o.a. op de beschikbare hoeveelheid licht.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Welke levensverschijnselen hebben te maken
met het feit dat organismen
REAGEREN op hun omgeving?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Nr. 1 is een grassprietje. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
kriebelig :)

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Nr. 2 is een waterdruppel. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
nat :)

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Nr. 9 is een mandarijntje. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
lekker gezond :)

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions


A
De baal hooi is dood en de banden zijn levenloos
B
De baal hooi is levend en de banden zijn dood
C
De baal hooi is dood en de banden zijn dood
D
De baal hooi is levend en de banden zijn levenloos

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions


A
De oesters zijn dood
B
De oesters zijn levenloos
C
De oesters zijn levend 
D
Die oesters lust ik niet :)

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions


A
De plank is dood, de robot leeft en de baksteen is levenloos
B
De plank is levenloos, de robot dood en de baksteen is levend
C
De plank is dood, de robot levenloos en de baksteen is levenloos
D
De plank is levend, de robot levenloos en de baksteen is dood

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Ben jij uniek?
A
ja
B
nee
C
soms wel
D
soms niet

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Is elke klasgenoot van jou een individu?
A
ja
B
nee
C
soms wel
D
soms niet

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Een klasgenoot van jou is behulpzaam, dit is een ...
A
uiterlijk kenmerk
B
innerlijk kenmerk
C
hele vervelende klasgenoot :(
D
dat is een levensverschijnsel

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet iemand lopen met paars haar met groene spikkeltjes
A
dat is iemand die NIET uniek is, daar zijn er wel meer van op de wereld.
B
je ziet een innerlijk kenmerk
C
je ziet geen kenmerk
D
dat is een individu met opvallende uiterlijke kenmerken

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Vul in (noteer het nummer met daarachter één woord)
* Ieder mens is anders, ieder mens is .....1.....
* De kenmerken die je kunt zien, noem je .....2..... kenmerken
* De kenmerken die je niet kunt zien aan de buitenkant, noem je .. 3 ..kenmerken
* Elk mens is een ....4.... met eigen unieke kenmerken

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Dit weet je nu

  1. Je kunt vertellen en uitleggen wat 'biologie' betekent.
  2. Je kunt vertellen en uitleggen wat een organisme is en je kunt voorbeelden geven.
  3. Je kunt vertellen en uitleggen wat 'zorg' is en wat 'verzorging' is.
  4. Je kunt vertellen en uitleggen wat het verschil is tussen:  dood - levend - levenloos. Je kunt voorbeelden geven.
  5. Je kunt vertellen en uitleggen welke 7 levensverschijnselen er zijn
  6. Je kunt vertellen en uitleggen wat kenmerken zijn en je kunt voorbeelden geven van innerlijke kenmerken en uiterlijke kenmerken.
  7. Je kunt vertellen en uitleggen wat een individu is en wat uniek betekent.



Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Maak een mindmap. In het midden zet je je naam
Noteer de 7 levenskenmerken er omheen, met voorbeelden over jezelf.
Noteer 2 leuke uiterlijke kenmerken van jezelf
Noteer 2 positieve innerlijke kenmerken van jezelf
Noteer 1 positieve karaktereigenschap van iemand thuis (noteer van wie)
Noteer 1 innerlijk kenmerk dat je graag zou willen veranderen/verbeteren
               Zet erbij hoe het zou zijn en hoe het voelt als je dat gedaan hebt.
Noteer: 'ik ben uniek, van mij is er meer één op de wereld'
Noteer: 'ik ben een individu met kenmerken'
Noteer: 'ik ben oké'
Extra
Vraag een klasgenoot of thuis welke positief innerlijk kenmerk jij nog meer hebt. Noteer deze ook. 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Maak tekeningetjes bij de tekst!

Daardoor onthoud je het 
heel veel beter!

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Maak tekeningetjes bij de tekst!

Daardoor onthoud je het 
heel veel beter!

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Filmpje
Bekijk het volgende filmpje. 
Waar gaat dit filmpje over?  
Overleg met de docent:

Maak zelf over dit onderwerp een filmpje dat max. 2 min. duurt!
Het filmpje lever je in via One-drive. Heel belangrijk: houd je aan de social-media regels (van school)!

Heel belangrijk
Alleen met toestemming van de ander, komt die ander in beeld.
Ook op de achtergrond geen mensen die geen toestemming hebben gegeven.
Je deelt het filmpje alleen met de docent op One-drive. Je zet het nergens anders online. Ook niet 'even'. Zie ook overige regels m.b.t. gebruik van social-media!

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Video

This item has no instructions