What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 6 - les 1 - woordenschat creatief
blz 34
Waarover gaat het tv-programma?
Wat doe jij graag als je vrij bent?
Wat heb jij gemaakt waar je trots op bent?
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
blz 34
Waarover gaat het tv-programma?
Wat doe jij graag als je vrij bent?
Wat heb jij gemaakt waar je trots op bent?
Slide 1 - Slide
lesdoel
Ik leer woorden bij het thema creatief en
ik leer hoe je een woord kunt omschrijven.
Slide 2 - Slide
de benodigdheden
de spullen waarmee je iets maakt.
De benodigdheden
om brood te bakken zijn: meel, water, gist, eieren en zout.
Slide 3 - Slide
bevestigen
iets aan iets anders vastmaken
Ik
bevestig
ik bevestigde
ik heb
bevestigd
Hoe
bevestig
ik de caravan aan de auto?
Slide 4 - Slide
creatief
goed dingen kunnen bedenken of maken
Ik ben meer
creatief
met denken. Waarin ben jij
creatief
?
Slide 5 - Slide
eenvoudig
Simpel, niet ingewikkeld.
Koken vind ik heel
eenvoudig
, terwijl anderen dat juist ingewikkeld vinden.
Slide 6 - Slide
de hobby
wat je graag in de vrije tijd doet
Mijn hobby
is koken. Ik maak graag taarten, maar ook sushi of lekkere pasta's.
Slide 7 - Slide
ingewikkeld
moeilijk, niet eenvoudig
Vind jij deze som
ingewikkeld.
Slide 8 - Slide
het materiaal
stof waarvan je iets maakt, zoals hout
Weet jij van
welk materiaal
glas wordt gemaakt?
Glas maken ze uit een mengsel van zand, kalk en soda. Deze grondstoffen verhitten ze bij een temperatuur rond de 1500 graden Celsius in een smeltoven.
Slide 9 - Slide
mengen
dingen door elkaar doen
Als je water met meel, zouten gist mengt krijg je deeg voor een brood.
Ik
meng
ik mengde
ik heb
gemengd
Slide 10 - Slide
het onderdeel
Een deel van iets.
Een trapper is
een onderdeel
van een fiets.
Slide 11 - Slide
samenstellen
van verschillende onderdelen één geheel maken.
Kunnen we een lekker menu
samenstellen
zonder vlees?
Ik stel samen
ik stelde samen
ik heb
samengesteld
Slide 12 - Slide
het textiel
Het materiaal waar bijvoorbeeld kleding en lakens van zijn gemaakt.
Het textiel
kan van verschillende mateiralen worden gemaakt, zoals katoen, wol, polyester, linnen en zijde.
Slide 13 - Slide
vormgeven
een vorm aan iets geven
Hoe zal ik dit brok zoutdeeg gaan vormgeven? Miscchien kunnen we iets maken voor moederdag?
Ik geef vorm
ik gaf vorm
ik heb
vormgegeven
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Wanneer omschrijf je een woord?
A
Als je niet weet hoe je een woord uitspreekt.
B
Als je niet op een woord kunt komen.
C
Als je niet weet wat het woord betekent.
Slide 16 - Quiz
Welke omschrijving past bij het woord?
schaar
pen
mobieltje
Slide 17 - Drag question
Welk woord past bij de omschrijving?
A
de benodigdheden
B
de hobby
C
het materiaal
D
het onderdeel
Slide 18 - Quiz
Welk woord past bij de omschrijving?
Iets aan iets anders vastmaken.
A
samenstellen
B
mengen
C
bevestigen
D
vormgeven
Slide 19 - Quiz
Welk woord past bij de omschrijving?
De spullen die je nodig hebt om iets te maken.
A
de benodigdheden
B
de hobby
C
het materiaal
D
het onderdeel
Slide 20 - Quiz
Welk woord past bij de omschrijving?
Dingen door elkaar mixen.
A
samenstellen
B
mengen
C
bevestigen
D
vormgeven
Slide 21 - Quiz
Welk woord past bij de omschrijving?
Een deel van iets.
A
de benodigdheden
B
de hobby
C
het materiaal
D
het onderdeel
Slide 22 - Quiz
Welk woord past bij de omschrijving?
Iets er op een bepaalde manier laten uitzien.
A
samenstellen
B
mengen
C
bevestigen
D
vormgeven
Slide 23 - Quiz
Welk woord past bij de omschrijving?
Stof waarvan je iets maakt.
A
de benodigdheden
B
de hobby
C
het materiaal
D
het onderdeel
Slide 24 - Quiz
Welk woord past bij de omschrijving?
Iets maken van verschillende onderdelen.
A
samenstellen
B
mengen
C
bevestigen
D
vormgeven
Slide 25 - Quiz
Welk woord past bij het plaatje
A
mengen
B
de benodigdheden
C
bevestigen
D
het onderdeel
Slide 26 - Quiz
Welk woord past bij het plaatje
A
mengen
B
de benodigdheden
C
bevestigen
D
het onderdeel
Slide 27 - Quiz
Welk twee woorden passen bij het plaatje
A
mengen
B
het metriaal
C
bevestigen
D
het onderdeel
Slide 28 - Quiz
Welk woord hoort in de zin?
Mijn
....
is kleien.
A
creatief
B
hobby
C
ingewikkeld
D
vormgeven
Slide 29 - Quiz
Welk woord hoort in de zin?
Ik ben namelijk erg
....
.
A
creatief
B
hobby
C
ingewikkeld
D
vormgeven
Slide 30 - Quiz
Welk woord hoort in de zin?
De werkstukjes die ik als kleuter maakte waren nog erg .........
A
bevestigen
B
mengen
C
eenvoudig
D
vormgeven
Slide 31 - Quiz
Welk woord hoort in de zin?
Nu kan ik het veel beter en zijn mijn werkstukken best
........
A
creatief
B
hobby
C
ingewikkeld
D
materiaal
Slide 32 - Quiz
Welk woord hoort in de zin?
Klei is mijn lievelings
........
Dat vind ik het fijnst om mee te werken.
A
creatief
B
hobby
C
ingewikkeld
D
materiaal
Slide 33 - Quiz
Omschrijf het woord
lijm
Slide 34 - Open question
taal
Ga vast de woorden goed leren.
Slide 35 - Slide
More lessons like this
Nederlands - Talent - 2 vmbo- KB - 2.5 woorden
November 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Nederlands - Talent - 3 vmbo- KB - 1.5 woorden
November 2023
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Thema 6 - les 2 - woordenschat creatief
2 days ago
- Lesson with
19 slides
Vrij verkeer van goederen
January 2021
- Lesson with
12 slides
by
Gallo-Romeins Museum
Geschiedenis
Mens- en maatschappij
+2
Secundair onderwijs
Gallo-Romeins Museum
Nederlands Talent 3- vmbo-k 3.3 Woorden
November 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Taal Les 1&2 Les 9&10
March 2024
- Lesson with
26 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Woord voor woord - Les 10
March 2024
- Lesson with
22 slides
by
A-NT2 maar mee!
NT2
ANT2+
+1
ISK
A-NT2 maar mee!
L18
March 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Lager onderwijs