Via vervolg, thema 1 les 1 belangrijke woorden

Lesrooster
Maandag
08:30 uur - 09:15 uur
In de mix
09:15 uur - 10:00 uur
Gym (spelles) 
10:00 uur - 10:15 uur
Pauze
10:15 uur - 11:00 uur
Taal
11:00 uur - 11:45 uur
Burgerschap (instructie) 
11:45 uur - 12:30 uur
Burgerschap (verwerking)
12:30 uur - 12:45 uur
Pauze
12:45 uur - 13:30 uur
Koken
13:30 uur - 14:15 uur
Koken
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsSpeciaal OnderwijsLeerroute 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Lesrooster
Maandag
08:30 uur - 09:15 uur
In de mix
09:15 uur - 10:00 uur
Gym (spelles) 
10:00 uur - 10:15 uur
Pauze
10:15 uur - 11:00 uur
Taal
11:00 uur - 11:45 uur
Burgerschap (instructie) 
11:45 uur - 12:30 uur
Burgerschap (verwerking)
12:30 uur - 12:45 uur
Pauze
12:45 uur - 13:30 uur
Koken
13:30 uur - 14:15 uur
Koken

Slide 1 - Slide

Vak: Taal
Hoofdstuk: Belangrijke woorden
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting

Slide 2 - Slide

1. Lesopening
Pak je werkboek van taal op tafel. 
Laat hem nog dicht. 


AMN voorschatter maken - Frans en Quinten



Slide 3 - Slide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
......

Slide 4 - Slide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les; 
  • ken je de nieuwe woorden binnen het thema sport.
  • heb je geoefend met de spelling van deze woorden.
  • heb je de betekenis van deze woorden geleerd.

Slide 5 - Slide

Mini-check
Vandaag geen mini-check.

Slide 6 - Slide

4. Instructie
Log in op LessonUp via de Ipad


Slide 7 - Slide

Een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap heet..
A
De competitie
B
De conditie
C
De finale
D
De tactiek

Slide 8 - Quiz

Tactiek is.....
A
Het gevoel dat iets anders loopt dan je verwacht.
B
Je inspannen om iets voor elkaar te krijgen.
C
Een trucje.
D
De manier waarop je een doel wilt bereiken.

Slide 9 - Quiz

Iets lange tijd lichamelijk en/of geestelijk kunnen volhouden heet..
A
Mentaal
B
Fysiek
C
Het uithoudingsvermogen
D
Presteren

Slide 10 - Quiz

Het klassement is...
A
De stand van een wedstrijd.
B
De sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort.
C
Een lijst van spelers/teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staat.
D
Een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

aanmoedigen
A
De aandacht op een zaak richten.
B
In de richting van de tegenstander bewegen om die te verslaan.
C
Iemand moed inspreken en steunen.
D
Of je fit bent of niet.

Slide 13 - Quiz

de toeschouwers
A
Iets lange tijd lichamelijk of geestelijk kunnen volhouden.
B
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
C
Het publiek
D
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.

Slide 14 - Quiz

Nodig
Pen
papiertje

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

concentreren
A
Een zere plek of een verwonding.
B
De aanhangers van een bepaalde sportclub.
C
Iets doen wat tegen de spelregels is.
D
De aandacht op een plaats richten en niet laten afleiden.

Slide 17 - Quiz

de blessure
A
Een zere plek of een verwonding.
B
Of je fit bent of niet.
C
De manier waarop je een doel wilt bereiken.
D
Inspanning waardoor je iets voor elkaar krijgt.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

de overtreding
A
Een zere plek of een verwonding
B
De aanhangers van een bepaalde sportclub.
C
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
D
Iets doen wat tegen de spelregels is.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

de teleurstelling
A
Het gevoel dat je hebt als iets niet loopt zoals je had verwacht.
B
Iemand niet meer laten meespelen.
C
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
D
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt,

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

het clubtenue
A
Geestelijk, wat met denken en voelen te maken heeft.
B
De sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort.
C
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.
D
Een zere plek of een verwonding.

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

presteren
A
Iets lange tijd lichamelijk of geestelijk kunnen volhouden.
B
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
C
Het publiek
D
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.

Slide 26 - Quiz

het uithoudingsvermogen
A
Iets lange tijd lichamelijk of geestelijk kunnen volhouden.
B
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
C
Het publiek
D
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.

Slide 27 - Quiz

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?


Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Slide 28 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
Blz. 12 t/m 16, Opdr. 1 t/m 5


Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Woordzoeker
timer
30:00

Slide 29 - Slide

7. Evaluatie - Galgje
Noem ik je naam > Beurt voor een letter.
Vinger > Je weet het woord.

1 punt als het woord goed is.
2 punten voor de juiste betekenis.


Slide 30 - Slide

Afsluiting
Ruim je werkboek van taal op in de kast.
Ruim je tablet op.

Volgende lesuur: Burgerschap met juf Kim.

Slide 31 - Slide