This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 55 min
Items in this lesson
Oorzaken van criminaliteit
P. Veenendaal
Paragraaf 9.2
Boeken en laptop op tafel (dicht)
Slide 1 - Slide
Programma
Leerdoelen
Voorkennis
Lezen 9.2
LessonUp
Zelfstandig werken
Film criminaliteit
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Ik ken verschillende risicofactoren voor crimineel gedrag
Ik ken verschillende algemene omstandigheden die crimineel gedrag kunnen versterken
Ik ken enkele opvallende cijfers omtrent misdrijven
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Voorkennis 9.1
Het overtreden van wetsregels noem je een delict
Een overtreding is een ernstig strafbaar feit
Bij het begaan van een misdrijf kan je een strafblad krijgen
Slide 5 - Slide
Voorkennis 9.1
Criminaliteit betekent: alle misdrijven zoals die in de wet staan
Vroeger was het normaal om in een restaurant of café te roken. Criminaliteit is dus plaatsgebonden.
Vroeger was overspel/vreemdgaan een strafbaar feit. Dit is een voorbeeld dat criminaliteit tijdgebonden is.
Slide 6 - Slide
Voorkennis 9.1
In een rechtstaat moet iedereen, behalve de overheid, zich aan de wet houden
Criminaliteit kost burgers jaarlijks miljarden euro's: dit noemen we materiële schade
Criminaliteit heeft ook niet-materiële gevolgen: gevolgen die je niet in geld kunt uitdrukken
Slide 7 - Slide
Lezen 9.2
Bladzijde 140
Slide 8 - Slide
Wat is geen risicofactor voor crimineel gedrag?
A
Slechte opvoeding
B
Groepsdruk
C
Leeftijd
D
Alcohol of drugs
Slide 9 - Quiz
Waarom is groepsdruk een risicofactor voor crimineel gedrag?
Slide 10 - Open question
Wat is geen algemene omstandigheid voor crimineel gedrag?
A
Minder strenge normen dan vroeger
B
Minder sociale controle
C
Opgroeien in de stad
D
Biologische factoren
Slide 11 - Quiz
Grotere kans op crimineel gedrag
Kleinere kans op crimineel gedrag
Een slechte thuissituatie
Alcohol en drugsgebruik
Psychische problemen
Een meisje zijn
Een relatie en kinderen
Foute vrienden
Slide 12 - Drag question
Vul de gaten in: "(1) komen vaker in aanraking met de politie dan meisjes en vrouwen. Jongeren tussen (2) plegen vaker misdrijven dan andere leeftijdsgroepen. Verder valt de groep mensen met een (3) op. Zij zijn vaker verdachte van een misdrijf dan andere groepen."
Slide 13 - Open question
Zelfstandig werken
Lezen: bladzijde 140/141
Maken: opdracht 1 t/m 11 van 9.2
timer
10:00
Slide 14 - Slide
Leerdoelen
Ik ken verschillende (1)voor crimineel gedrag
Ik ken verschillende algemene omstandigheden die (2) kunnen versterken
Ik ken enkele opvallende (3) omtrent misdrijven
Slide 15 - Slide
Leerdoelen
Ik ken verschillende risicofactoren voor crimineel gedrag
Ik ken verschillende algemene omstandigheden die crimineel gedrag kunnen versterken
Ik ken enkele opvallende cijfers omtrent misdrijven