K2.4 - Modale werkwoorden

Kapitel 2 - Lektion 4

Grammatik E: Modalverben
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kapitel 2 - Lektion 4

Grammatik E: Modalverben

Slide 1 - Slide

Lesdoel

  • Ik leer de vormen van de belangrijkste modale hulpwerkwoorden en  wissen en möchten in de tegenwoordige tijd. 

Slide 2 - Slide

Welke soorten werkwoorden heb je in het Duits?


  • onregelmatige werkwoorden als: haben, sein, werden
  • zwakke werkwoorden ofwel regelmatige werkwoorden  (bijv. wohnen)
  • onregelmatige werkwoorden als de modale werkwoorden 
  • sterke werkwoorden of onregelmatige werkwoorden 

Slide 3 - Slide

De modale werkwoorden
  • müssen (moeten - als noodzaak)
  • können (kunnen -  in staat zijn tot)
  • dürfen   (mogen - toestemming hebben)
  • wollen (willen)
  • mögen  (houden van - lusten - lekker vinden)
  • wissen (weten)
  • möchten (graag willen)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is er nu anders?
             zwak werkwoord:            modale werkwoorden
ich               wohn e                           ich                kann -
du                wohn st                         du                  kann st
er/sie/es   wohn                            er/sie/es     kann -
wir               wohn en                        wir                 könn en
ihr                wohn t                            ihr                 könn t
sie/Sie       wohn en                        sie/Sie         könn en

Slide 6 - Slide

De stamklinker
Bij een modaal werkwoord in het Duits:

  • enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
müssen - muss, können - kann, dürfen - darf, wollen - will, mögen - mag

  • ich + er/sie/es krijgen geen uitgang

Slide 7 - Slide

In de volgende video...

... worden de modale werkwoorden nog eens vervoegd

en

zie je een heleboel voorbeeldzinnen!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat helpt je bij het leren?
  • Bij 4 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud:
    - dürfen (= mogen, ik mag)   ->  ich darf
    - können (= kunnen, ik kan)  - > ich kann
    - müssen (= moeten, ik moet)  -> ich muss
    - wollen (= willen, ik wil)  -> ich will

Slide 10 - Slide

Wat helpt bij het leren?
  • Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
dürfen - können - mögen - müssen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar weg wezen
En link deze letters in je hoofd met de Modalverben ...

Slide 11 - Slide

Om even op te warmen...

Slide 12 - Slide

Vertaal:
hij kan

A
er könne
B
er kann
C
er kannt
D
er könnt

Slide 13 - Quiz

Vertaal:
wij willen
A
wir willen
B
wir wollen
C
wir wollten
D
ich will

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
ik houd van
A
ich möge
B
ich mage
C
ich mög
D
ich mag

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
jullie moeten
A
ihr müssen
B
ihr musst
C
ihr müsst
D
ihr mussen

Slide 16 - Quiz

Vertaal:
jij mag
A
du darfst
B
du magst
C
du darf
D
du mag

Slide 17 - Quiz

En dan de betekenis...

Slide 18 - Slide

Welk woord past het beste in de zin?
Ich ... heute Abend nicht in die Stadt gehen.
A
darf
B
mag
C
muss

Slide 19 - Quiz

Welk woord past het beste in de zin?
Ich ... mit dem Rad von der Schule nach Hause.
A
darf
B
mag
C
muss

Slide 20 - Quiz

Welk woord past het beste in de zin?
... ihr einen Parkplatz finden?
A
mögt
B
magst
C
könnt
D
will

Slide 21 - Quiz

Welk woord past het beste in de zin?
... du Pizza?
A
magst
B
willst
C
wollst
D
mögen

Slide 22 - Quiz

Wat is de betekenis van het werkwoord 'dürfen'?
A
willen
B
weten
C
durven
D
mogen

Slide 23 - Quiz

En nog een paar open vragen
  • Vul de goede vorm van het werkwoord in.

Slide 24 - Slide

(Können) Sie mir helfen?

Slide 25 - Open question

Sie (ev) (müssen) das Öl noch wechseln.

Slide 26 - Open question

(Wissen) ihr, ob wir an der Kreuzung links oder rechts müssen?

Slide 27 - Open question

Toni (wollen) shoppen im Kaufhaus am Alexanderplatz.

Slide 28 - Open question

(Dürfen) ich zu der Party von Ellis?

Slide 29 - Open question

Aan het werk...
Arbeitsbuch Seite 80
Aufgabe 11 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide