RCS V2 Latijn - SPQR thema 1/2 t/m9

Oefenen!
SPQR Thema 1
en thema 2 t/m les 9
1 / 32
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Oefenen!
SPQR Thema 1
en thema 2 t/m les 9

Slide 1 - Slide

Geef getal en naamval van: uxori
A
nom. mv.
B
dat. mv.
C
dat. ev.
D
acc. mv.

Slide 2 - Quiz

Geef getal en naamval van:
dei
A
nom. mv.
B
acc. ev.
C
dat. ev.
D
acc. mv.

Slide 3 - Quiz

Geef getal en naamval van:
feminae
A
nom. ev
B
dat. mv
C
dat. ev.
D
acc. mv.

Slide 4 - Quiz

De accusativus wordt gebruikt voor
A
het meewerkend voorwerp
B
de bijwoordelijke bepaling
C
het onderwerp
D
het lijdend voorwerp

Slide 5 - Quiz

De dativus wordt gebruikt voor
A
het meewerkend voorwerp
B
de bijwoordelijke bepaling
C
het onderwerp
D
het lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

De ablativus wordt gebruikt voor
A
het meewerkend voorwerp
B
de bijwoordelijke bepaling
C
het onderwerp
D
het lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Bij welke verbuigingsgroep hoort:
mater, matres?
A
groep 1
B
groep 2a
C
groep 2b
D
groep 3

Slide 8 - Quiz

Bij welke verbuigingsgroep horen:
populus en equus?
A
groep 1
B
groep 2a
C
groep 2b
D
groep 3

Slide 9 - Quiz

Bij welke verbuigingsgroep horen:
donum en initium?
A
groep 1
B
groep 2a
C
groep 2b
D
groep 3

Slide 10 - Quiz

In welke naamval staat het woord? Sleep naar het juiste vak. Er kunnen meer woorden in 1 vak komen, of juist helemaal geen!
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
servos
templorum
deus
patribus
feminam

Slide 11 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste verbuigingsgroep
Groep 1
Groep 2
Groep 3
duci
dei
pugnas
signum
ignis

Slide 12 - Drag question

sleep de juiste vormen naar de vakken
mater mandatum non ... dat,
moeder geeft de opdracht niet (aan) mij
sed ....!
maar (aan) jou!
tibi
te
tu
ego
me
mihi
nobis
vobis
vos
nos

Slide 13 - Drag question

Hoe vertaal je het pers. vnw. nos
A
wij
B
ons
C
voor ons
D
van ons

Slide 14 - Quiz

Hoe vertaal je het pers. vnw. eius
A
van hem
B
van hen
C
van mij
D
van ons

Slide 15 - Quiz

Hoe vertaal je het pers. vnw. vobis
A
door jullie
B
voor jullie
C
door ons
D
voor ons

Slide 16 - Quiz

Welke naamval is 'me'
A
nominativus
B
genitivus
C
accusativus
D
ablativus

Slide 17 - Quiz

Welke naamval is 'tibi'
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
ablativus

Slide 18 - Quiz

Welke naamval is 'eorum'
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
ablativus

Slide 19 - Quiz

Welke naamval is 'eum/eam'
A
nominativus
B
ablativus
C
dativus
D
accusativus

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de persoonsuitgangen bij een werkwoord?

Slide 21 - Mind map

Wat betekent: dat.

Slide 22 - Open question

Wat betekent: vocatis.

Slide 23 - Open question

Wat betekent: audimus.

Slide 24 - Open question

Is de vertaling goed of fout?
Matres nos protegunt - Wij beschermen de moeders
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Is de vertaling goed of fout?
Patres accedit - Hij nadert de vaders
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

Leg uit wat een imperativus is

Slide 27 - Open question

Welke twee letters zijn de uitgang van een infinitivus?

Slide 28 - Open question

Welke conjugatie/stam bestaat niet?
A
a-stam
B
o-stam
C
e-stam
D
i-stam

Slide 29 - Quiz

Welke twee werkwoorden hebben hun eigen rijtje?

Slide 30 - Mind map

Wat is de vocativus van het woord "filius"?
A
filius
B
filii
C
fili
D
filie

Slide 31 - Quiz

Wat is de imperativus enkelvoud van het werkwoord "vocare"?
A
voco
B
vocare
C
voca
D
vocas

Slide 32 - Quiz