V3 Herhalen présent van de regelmatige werkwoorden

PROGRAMME
  • Vocabulaire
  • Correction des devoirs
  • Les buts
  • Révision (herhaling) - le présent
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PROGRAMME
  • Vocabulaire
  • Correction des devoirs
  • Les buts
  • Révision (herhaling) - le présent

Slide 1 - Slide

Quizlet
Wij beginnen met het herhalen van 
de woordjes (huiswerk)
in Quizlet live.


Slide 2 - Slide

Correction des devoirs
Elle répondait au nom de Bella
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les villages
Les gens me disaient: Méfie-toi d'cette fille-là
C'était un phénomène, elle n'était pas humaine
Hypnotisés, on pouvait tout donner
On cherchait à l'impressionner, à devenir son préféré
J'aimerais devenir la chaise sur laquelle elle s'assoit
Mais les hommes ne pouvaient que l'aimer
Qui devenaient vite indécis, tremblants comme des feuilles

Slide 3 - Slide

Les buts
  • Ik weet hoe ik de présent maak in het Frans.

  • Ik kan de présent toepassen in zinsverband. 

Slide 4 - Slide

Les verbes réguliers 
en -er, -ir et -re

De regelmatige werkwoorden op -er in de présent

Slide 5 - Slide

Reageer op de volgende stelling:
Regelmatige werkwoorden in de présent vervoegen,
dat kan ik.
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Regelmatige werkwoorden 
In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 
  1. Werkwoorden op -er
  2. Werkwoorden op -ir
  3. Werkwoorden op -re

Er zijn veel regelmatige werkwoorden. 
Alleen de werkwoorden op -er zijn er al meer dan 280!
-er
aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer
-ir
choisir, mentir, avertir, finir, punir, remplir, réussir
-re
vendre, répondre, perdre, mordre, entendre, descendre, correspondre, attendre

Slide 7 - Slide

La rège: verbes réguliers en -er
  1. Haal -er van het hele werkwoord af om de stam te vinden:  Jouer    jou
  2. Je moet nu uitzoeken welk onderwerp er wordt gebruikt. Wie 'doet' het werkwoord? 
  3. Zet nu de juiste uitgang achter het werkwoord. 

Een werkwoord bestaat altijd uit een persoonsvorm, een stam 
en een uitgang. De uitgang plak je direct achter de stam. 
Voorbeeld: Je joue
Ik = je
jij = tu
hij = il
zij = elle
men/wij = on
wij = nous
jullie/u = vous
zij (meervoud) = ils/elles
Je = e
Tu = es
il/elle/on = e
nous = ons
vous = ez
ils/elles = ent

Slide 8 - Slide

Vervoeg het volgende werkwoord:
Hij valt (tomber)
A
il tomber
B
il tomba
C
il tombe
D
il tombes

Slide 9 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
Zij ontmoeten (rencontrer)
A
il rencontre
B
elle rencontre
C
ils rencontrent
D
nous rencontrons

Slide 10 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
jij blijft (rester)
A
je restes
B
tu restes
C
je reste
D
tu restent

Slide 11 - Quiz

UItzonderingen / bijzonderheden
Als een werkwoord begint met een klinker of h, dan gebruik je in 
de ik-vorm geen je maar j'
Voorbeeld: J'habite, j'aime, j'adore

Als de stam van een werkwoord eindigt op een g, dan gebruik je in de nous-vorm de uitgang -eons in plaats van -ons
Voorbeeld: Nous voyageons, nous mangeons

Slide 12 - Slide

Les verbes -ir

Slide 13 - Slide

Stap 1: Hoe vind je de stam van een werkwoord op -ir?

Slide 14 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord 'remplir'?

Slide 15 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord 'choisir'?

Slide 16 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord 'finir'?

Slide 17 - Open question

La rège: verbes réguliers en -ir
Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:
je choisis
tu choisis
il/elle/on choisit
nous choisissons
vous choisissez
ils/elles choisissent

Slide 18 - Slide

Vervoeg:
je (finir)

Slide 19 - Open question

Vervoeg:
nous (finir)

Slide 20 - Open question

Vervoeg:
tu (finir)

Slide 21 - Open question

Vervoeg:
elle (remplir)

Slide 22 - Open question

Vervoeg:
tout le monde (réussir)

Slide 23 - Open question

Vervoeg:
Sophie et Chloé (réfléchir)

Slide 24 - Open question

La rège: verbes réguliers en -re
Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:
je rends
tu rends
il/elle/on rend
nous rendons
vous rendez
ils/elles rendent

Slide 25 - Slide

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?
-ER
-IR
-RE
-ER
-IR
-RE
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent
-s
-s
-ons
-ez
-ent

Slide 26 - Drag question

Reageer nu weer op dezelfde stelling als voor de uitleg:
Regelmatige werkwoorden in de présent vervoegen,
dat kan ik.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Vidéo
On va écouter une vidéo de 
Boule et Bill.

Prends ton cahier 
et 
écris les verbes au présent que tu entends.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Vidéo
On va écouter la vidéo de 
Boule et Bill de nouveau.

Réponds aux questions
sur LessonUp.

Slide 30 - Slide

5

Slide 31 - Video

00:31
Welke twee vormen van de présent hoorde je in deze zin?
A
prenez - gagné
B
prenez - gagnez
C
prener - gagnez
D
prener - gagner

Slide 32 - Quiz

00:40

Ils ont des manèges.
Welk onregelmatig werkwoord staat hier in de présent?
A
aller
B
être
C
avoir
D
faire

Slide 33 - Quiz

00:49
Vul de zin aan met het
juiste woord in de présent:
Je ... qu'il est là-dedans.
A
penses
B
pense
C
danses
D
danse

Slide 34 - Quiz

01:31
Welk werkwoord in de présent
hoor je in de video:
Qu'est-ce que vous ... ?
A
voulait
B
voulez

Slide 35 - Quiz

02:08
Vul aan met de juiste vorm van de présent:
On (jouer) à un jeu ?

Slide 36 - Open question