Ga naar je plaats en neem je boek en schrift voor je.
Regels tijdens de les:
Tijdens de instructie ben je stil.
Tijdens het werken overleg je zachtjes.
Je steekt je hand op voor vragen.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
This lesson contains 13 slides, with text slides.
Items in this lesson
Dag schatjes, leuk dat jullie er weer zijn!
Afspraken:
Ga naar je plaats en neem je boek en schrift voor je.
Regels tijdens de les:
Tijdens de instructie ben je stil.
Tijdens het werken overleg je zachtjes.
Je steekt je hand op voor vragen.
Slide 1 - Slide
Programma
1. Wat gaan we doen?: Talent 3.4:
Je gaat oefenen met het schrijven van een verslagje
2. Klassikaal aan de slag met Talent 3.4
3. In duo's en ten slotte individueel aan de slag met Talent 3.4.
4. Kort nabespreken en afsluiten van de les
Slide 2 - Slide
Theorie 3.4 Schrijven en formuleren
Verslag schrijven
Slide 3 - Slide
Oefenen met verslag schrijven
Theorie uit 3.4 Schrijven en formuleren
Vier tips voor als je een verslag schrijft:
1. Je schrijft over feiten: iets wat je echt hebt meegemaakt of onderzocht.
2. Je zet de feiten in de volgorde zoals ze zijn gebeurd: tijdsvolgorde (chronologisch)
3. Gebruik signaalwoorden: toen, daarna, vervolgens, uiteindelijk, om de tijdsvolgorde duidelijk te maken.
4. Schrijf niet alles op wat je hebt meegemaakt: alleen interessante en belangrijke dingen.
Slide 4 - Slide
Oefenen met verslag schrijven
Theorie uit 3.4 Schrijven en formuleren
Gebruik de tekstopbouw:
Inleiding: noem het onderwerp, aandacht trekken van de lezer
Kern: hier geef je vooral informatie over het onderwerp
Slot: rond de tekst af met een samenvatting of geef je mening over wat je hebt meegemaakt.
Denk aan witregels tussen de 3 delen!
Slide 5 - Slide
Inleiding van een verslag
Slide 6 - Slide
Ga naar Schrijven 3.4. oefening 3
Klassikaal
Slide 7 - Slide
Ga naar Talent 3.4. oefening 3E
Kies een onderwerp: Dit moet gaan over een dag uit het afgelopen weekend of je kiest een dag uit de voorjaarsvakantie.
Schrijf op wat je hebt gedaan, in chronologische volgorde.
Gebruik signaalwoorden.
Zorg dat het interessant is voor de lezer
Denk aan inleiding, kern, slot.
Maak 3 alinea's. Elke alinea moet minimaal 2 zinnen bevatten.
Tijd: ongeveer 10 minuten
timer
8:00
Slide 8 - Slide
Oefening 4 (3.4)
Klaar?:
In duo's uitwisselen. Lees elkaars verslag en kijk het na volgens de 7 vragen hiernaast afgebeeld. Bespreek het met elkaar na. En verbeter vervolgens je eigen verslag. Controleer nu je herschreven verslag met de rubric hiernaast.
timer
5:00
Slide 9 - Slide
Nabespreken oefening 4
Rubric
Inleiding
Slide 10 - Slide
Zelfstandig aan de slag
Wat: maak oef 2, 3, 4, 5 (Schrijven 3.4). Oefening 3 & 4 maak je af, als je nog niet klaar bent.
Hoe: alleen, zachtjes overleggen mag.
Tijd: ongeveer 10 minuten.
Klaar?: kijk je gemaakte werk na: wat had je goed, wat misschien nog niet?
Klaar?: ga verder met oefening 7/8
Huiswerk voor donderdag: 2/3/4/5/7/8 af
timer
10:00
Slide 11 - Slide
Blok 3, deel 2 van schrijven en formuleren
Teksten: saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt
Om herhaling te voorkomen gebruik je synoniemen (woorden met ongeveer dezelfde betekenis).
Drie soorten vervangers:
1. verwijswoord: Peter speelt de bal. Hij maakt een doelpunt!
2. synoniem: De medaille hangt bij het eremetaal van vorig jaar.
3. omschrijving: Mountainbiken is populair. Heuvels zijn ideaal voor deze fietssport over ruige terreinen.
Slide 12 - Slide
Huiswerk voor de volgende les (dus zet in je agenda!)