persoonlijke voornaamwoorden 1e en 3e naamval

persoonlijke voornaamwoorden 1e en 3e naamval
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

persoonlijke voornaamwoorden 1e en 3e naamval

Slide 1 - Slide

aus
bei
mit
seit
von
nach
zu
gegenüber
na, naar
met
van
naar
uit
tegenover
sinds

Slide 2 - Drag question

Noteer nu zelf de voorzetsels van de 3e naamval

Slide 3 - Open question

Hoe verandert de 1e in de 3e naamval?
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie meervoud
Sie
ihnen
ihm
mir
dir
Ihnen
ihm
euch
ihr
uns

Slide 4 - Drag question

(1.hij) ___schenkt (2. u)____ Blumen.

Slide 5 - Open question

(1. jij)___kannst mit (2.mij)___mitfahren.

Slide 6 - Open question

(1.Zij meervoud)____gehen mit (2. hen)____ins Kino.

Slide 7 - Open question

Nu volgen er nog 2 zinnen waarbij de 1e, 3e, en 4e naamval gevraagd kunnen worden. Jij moet de goede keuze maken.

Slide 8 - Slide

(1.Ik)___habe (2.hem)______ heute noch nicht gesehen.

Slide 9 - Open question

(1.zij)___gibt (2. mij)_______einen Kaffee

Slide 10 - Open question

De voorzetsels gaan voor het ontleden
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Waar
Dat klopt!
Je kijkt eerst altijd of er een voorzetsel staat van de 3e of 4e naamval. Pas daarna ga je ontleden.

Slide 12 - Slide

De volgorde van het ontleden is:
1e, 3e en dan de 4e naamval
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

niet waar
De volgorde van het ontleden is:
1e naamval
dan de 4e naamval
EN als laatste de 3e naamval

Slide 14 - Slide