Verlengde instructie en extra oefenopgaven beschikbaar.
Slide 4 - Slide
Inkoopprijs
Een winkelier koopt zijn producten meestal in bij een groothandel. De prijs die een winkelier voor een product betaalt, noem je de inkoopprijs.
Hoe heet het als je de producten niet inkoopt, maar zelf maakt?
Slide 5 - Slide
Brutowinstopslag
Een winkelier verkoopt zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs. Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt, noem je de brutowinstopslag.
Brutowinstopslag wordt ook wel brutowinstmarge genoemd.
Slide 6 - Slide
Elektriciteit
Salaris
Slide 7 - Slide
Welke kosten moet er nog meer gedekt worden?
Slide 8 - Open question
Deze paragraaf leer je
Wat de inkoopprijs is;
Wat brutowinstopslag is;
Hoe je de verkoopprijs berekent;
Wat afzet en omzet is en hoe je de omzet kunt berekenen.
Slide 9 - Slide
Opdrachten
Maken: Opdracht 20 t/m 26 blz. 134 en 135
Tijd: 20 minuten
Werkvorm: Zelfstandig. Overleg op fluistertoon met directe buurman/buurvrouw is toegestaan.
Hulp: Docent maakt rondes.
Klaar? Taak 5.2 maken opdr. 27 t/m 30 (of verrijkende stof slide 14,15 en 16)
timer
20:00
Slide 10 - Slide
Verkoopprijs berekenen
Inkoopprijs + brutowinstopslag= Verkoopprijs
Voorbeeld
De inkoopprijs van een sporttas is € 15. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 60%. Wat wordt de verkoopprijs?
Brutowinstopslag: 60 ÷ 100 × € 15 = € 9
Verkoopprijs: € 15 + € 9 = € 24
Slide 11 - Slide
De inkoopprijs van een auto is € 7.500. Je hanteert een opslag van 40%. Hoeveel bedraagt de verkoopprijs?
Vind jij het heel gemakkelijk om de verkoopprijs te berekenen. Kijk dan eens of je ook de consumentenprijs kan uitrekenen. In de volgende slide staat een video en vervolgens een link naar oefenopgaven.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
www.economiematerialen.nl
Slide 16 - Link
Deze paragraaf leer je
Wat de inkoopprijs is;
Wat brutowinstopslag is;
Hoe je de verkoopprijs berekent;
Wat afzet en omzet is en hoe je de omzet kunt berekenen.
Slide 17 - Slide
Afzet en omzet
Het aantal producten dat je verkoopt, noem je de afzet. (Afzet = Aantal)
Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten, noem je de omzet. (Omzet = Opbrengst)
Slide 18 - Slide
Bedrijf C verkoopt 5.000 T-shirts voor € 12,50 per stuk. Bereken 1) de afzet en 2) de omzet.
Slide 19 - Open question
Opdrachten
Maken: Opdracht 27 t/m 35 blz. 135 t/m 137
Tijd: 30 minuten
Werkvorm: Zelfstandig. Overleg op fluistertoon met directe buurman/buurvrouw is toegestaan.
Hulp: Docent maakt rondes.
Klaar? Herhalingsopdrachten 7 t/m 12 van 5.2 blz. 150
timer
30:00
Slide 20 - Slide
Deze paragraaf leer je
Wat de inkoopprijs is;
Wat brutowinstopslag is;
Hoe je de verkoopprijs berekent;
Wat afzet en omzet is en hoe je de omzet kunt berekenen.