• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

4.2 inkomens : hoog tegenover laag 4T

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.2 Inkomens: hoog tegenover laag

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?

--> Herhaling vorige les. (voor de vakantie)

--> Uitleg, paragraaf 4.2.

--> Opdrachten maken.

--> Herhaling.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen:

1. Je kan het verschil uitleggen tussen nivellering en denivellering

2. Kan je uitleggen hoe je inkomensverschillen groter of kleiner worden


Slide 5 - Slide

Wat is het verschil tussen overdrachtsinkomen en primair inkomen?
A
Primair inkomen wordt verdiend en overdrachtsinkomens zijn uitkeringen waar je niets voor hoeft te doen.
B
Primair inkomen is wat mensen eerst ontvangen en daarna krijgen ze ook een overdrachtsinkomen.
C
Primair inkomen verdien je in het bedrijfsleven en overdrachts-inkomen bij de overheid.
D
Primair inkomen is gelijk aan het BBP en overdrachtsinkomen is een uitkering

Slide 6 - Quiz

Kinderbijslag is een voorbeeld van
A
Overdrachtsinkomen
B
Primair inkomen

Slide 7 - Quiz

Hoeveel procent van het besteedbaar inkomen verdienden de armste 20% en de rijkste 20% van de huishoudens?

Slide 8 - Open question

Antwoord
Hoeveel procent van het besteedbaar inkomen verdienden de armste 20% en de rijkste 20% van de huishoudens?
De armste 20% verdiende ongeveer 7% en de rijkste 20% ongeveer 40% van het totale inkomen.

Slide 9 - Slide

3

Slide 10 - Video

01:10
De overheid betaald voor elke Nederlander aan 5% mee in de energiekosten. Is hier sprake van Nivellering?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

01:20
Waarom is er bij hypotheekrente aftrek sprake van denivellering?

Slide 12 - Open question

01:10
Alle Nederlanders krijgen €2000 van de overheid voor de hoge energie kosten. Is hier sprake van nivellering?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Nivellering:
De verschillen in inkomen tussen personen worden in verhouding kleiner  

Slide 14 - Slide

Nivellering ontstaat door:
  • sociale uitkeringen (je verhoogt het inkomen)
  • Subsidies en toeslagen voor lage inkomens
  • Progressieve belasting heffing in box 1 (je betaalt meer % belasting als je meer verdiend)
  • Het stijgen van lage en hoge inkomens met hetzelfde bedrag (voordeel is dan groter bij lage inkomens dan bij hoge inkomens)

Slide 15 - Slide

Jan verdient per dag €10. Piet verdient per dag €100. Hoeveel procent verdient Piet meer dan Jan?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Jan verdient per dag €20 (€10 meer dan de vorige vraag). Piet verdient per dag €110 (€10 meer dan de vorige vraag). Hoeveel procent verdient Piet meer dan Jan?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Denivellering:
De verschillen in inkomen tussen personen worden groter

Slide 20 - Slide

Denivellering ontstaat door:
  • De aftrekposten in box 1 ( bijvoorbeeld hypotheekrente, aftrekken in hogere belastingschijf omdat ze hoger inkomen hebben)
  • Het dalen van lage en hoge inkomens met hetzelfde bedrag (Het nadeel is groter bij de lage inkomens dan bij de hoge inkomens)

Slide 21 - Slide

Huiswerk
--> Maken opgaven 1, 2, 4, 5 en 9 t/m 12 (4.2) blz. 126 t/m 129

--> rustig overleggen mag met de gene naast je.

--> Klaar? mag je iets voor jezelf doen.

Slide 22 - Slide

Nivellerend
Denivellerend
BTW
Progressief belasting stelsel
Uitkeringen
Erfbelasting
Huursubsidie
Hypotheekrenteaftrek
Heffingskortingen
€100 voor iedereen

Slide 23 - Drag question

Moeilijke rekenvraag
Het inkomen van de huishoudens was bij elkaar € 290 miljard. Er waren 7,438 miljoen huishoudens. De armste 25% van de bevolking verdiende 9% van het totale inkomen.

Bereken het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden van de armste 25% huishoudens. Rond de uitkomst af op hele getallen.

Slide 24 - Slide

Moeilijke rekenvraag
Het inkomen van de huishoudens was bij elkaar € 290 miljard. Er waren 7,438 miljoen huishoudens. De armste 25% van de bevolking verdiende 9% van het totale inkomen.

Bereken het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden van de armste 25% huishoudens. Rond de uitkomst af op hele getallen.

Aantal huishoudens: 7,438 miljoen : 100 × 25 = 1,8595 miljoen.
Zij verdienden: € 290 miljard : 100 × 9 = € 26,1 miljard.
€ 26,1 miljard : 1,8595 miljoen = € 14.036

Slide 25 - Slide

More lessons like this

MAVO 4.2 inkomens : hoog tegenover laag

October 2021 - Lesson with 23 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

4.2 inkomens : hoog tegenover laag

January 2023 - Lesson with 23 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

4.2 inkomens : hoog tegenover laag 4T

November 2023 - Lesson with 21 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

4.2 inkomens : hoog tegenover laag 4T

September 2024 - Lesson with 21 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

4 PM HFDSTK 4.2 Hoog tegenover laag

February 2024 - Lesson with 10 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Jong en oud hoofdstuk 4 Lorenzcurve

January 2025 - Lesson with 18 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Ec. bekeken 4TL: 4.2

April 2023 - Lesson with 17 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Ec. bekeken 4TL: 4.2

September 2022 - Lesson with 24 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings