romeinen

1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisSecundair onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is een motief?
A
Niets doen
B
Reden waarom je iets doet.
C
Iets zeggen omdat je het moet zeggen.
D
Iets verzinnen

Slide 2 - Quiz

Wat betekent imperialisme?
A
Wie geen delen van de wereld wil veroveren en beheersen.
B
Houdt in dat landen overzeese gebieden overheersen.
C
Wie voortdurend grotere delen van de wereld wil veroveren en beheersen.

Slide 3 - Quiz

Wat waren de echte motieven van de Romeinen voor hun imperialisme?
A
Ze wouden grond veroveren.
B
Wij verdedigen onze bondgenoten.
C
Wij nemen wraak voor ons aangedaan onrecht
D
Ze wouden controle verwerven over grondstoffen en handelsroutes.

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Duidt de juiste drie manieren aan waarop de Romeinen het veroverde gebied onder controle probeerden te houden.
A
aanleg van een militair wegennet
B
uitsturen van paracommando's
C
gebruik uitgebreid leger
D
versterking aan de grenzen

Slide 9 - Quiz

In de 2de eeuw bevonden de meeste legioenen zich
A
in het centrum van het rijk
B
aan de randen van het rijk

Slide 10 - Quiz

De reden daarvoor was:
A
voor de controle van de gebieden voorbij de grenzen
B
uitbreiding van het rijk
C
verdediging van de grenzen

Slide 11 - Quiz

Welke vormen van natuurlijke grenzen kende het Romeinse rijk? Duidt de juiste aan:
A
zeeën, rivieren en eilanden
B
zeeën, rivieren, woestijn en bergen
C
zeeën, bergen, rivieren en eilanden
D
zeeën, bergen en eilanden

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de voordelen van
natuurlijke grenzen?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Noteer enkele rechten waarvan inwoners van het Romeinse Rijk konden genieten.

Slide 15 - Open question

Noteer enkele plichten waaraan inwoners van het Romeinse Rijk konden worden onderworpen.

Slide 16 - Open question

Alle inwoners van het Romeinse rijk hadden dezelfde rechten en plichten.
juist
fout

Slide 17 - Poll

Door goed samen te werken met de Romeinen kon een veroverd gebied gunstige rechten krijgen.
juist
fout

Slide 18 - Poll

Door zich tegen Rome te verzetten kon een veroverd gebied veel schade lijden.
juist
fout

Slide 19 - Poll

De Romeinen noemden hun aanpak ‘Verdeel en heers’ (‘Divide et impera’ in het Latijn). Licht toe hoe de Romeinen zo verhinderden dat verschillende veroverde gebieden tegen Rome samenspanden.

Slide 20 - Open question

Historische vraag
Hoe werd de stadstaat Rome bestuurd?

Slide 21 - Slide

Hoe ziet jouw familiestamboom eruit?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

a) Vul in het schema in wie tot de Romeinse familia behoorde.
pater
mater
zonen
schoon-dochters
dochters
klein-kinderen
slaven

Slide 24 - Drag question

Hoe hielden de Romeinen hun veroverde gebieden onder controle?
Opdracht 8: Ga na wie in Rome privémacht uitoefende.
c) Vul de functies in het schema aan. Kies uit: baas huishouden – familiehoofd – opvoeder kleinste kinderen –  praktische organisator huishouden – priester – rechter.– Markeer de functies van de pater familias in de kleuren van de passende maatschappelijke domeinen.

Slide 25 - Slide

Hoe hielden de Romeinen hun veroverde gebieden onder controle?
pater
mater
zonen
schoondochters
dochters
kleinkinderen
slaven
  • baas huishouden
  • familiehoofd
  • opvoeden kleinste kinderen
  • praktische organisator huishouden
  • priester
  • rechter
  • Markeer de functies van de pater familias in de kleuren van de passende maatschappelijke domeinen.
  • baas huishouden
  • familiehoofd
  • priester
  • rechter

Slide 26 - Slide

Eenmaal volwassen was een Romeinse man volledig zelfstandig.
A
gelijkheid
B
ongelijkheid

Slide 27 - Quiz

Is deze bewering juist of fout?
"In de Romeinse samenleving was er gelijkheid tussen man en vrouw."
A
juist
B
fout

Slide 28 - Quiz

d) Is deze bewering juist of fout?
"De pater familias was binnen de familia een alleenheerser."
A
juist
B
fout

Slide 29 - Quiz

e) Rome was een patriarchale samenleving.
Wat betekent het woord pater?
A
priester
B
vader
C
rechter
D
koning

Slide 30 - Quiz

e) Duid de juiste omschrijvingen aan:
"In een patriarchale samenleving ..."
A
ligt de macht bij de mannen
B
hebben vrouwen evenveel inbreng als mannen
C
wordt de macht binnen een familie overgedragen van vader op zoon.

Slide 31 - Quiz