Ridderepiek: Walewein

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Wat weet jij over koning Arthur? Hoe is hij koning geworden? Welke tovenaar hielp hem? Wat zijn de namen van zijn ridders? Waar woont hij? Bestond hij echt?

Koning Arthur

• Mythische figuur uit de Keltische legenden
  
• 6de eeuw
• Werd koning toen hij het zwaard Excalibur uit een rots kon trekken
• Kreeg hulp van Merlijn de tovenaar ...
• ... en de ridders van de ronde tafel: Lancelot, Perceval, Walewein
• Woont in Camelot
• Trekt op queeste om problemen op te lossen
• Getrouwd met Guinevere, die hem uiteindelijk zal bedriegen met Lancelot en verraden

In welke taal staat de proloog?

1. Oudnederlands
2. Middelnederlands
3. Nieuwnederlands

Vanden coninc Arture 

Es bleven menighe avonture 

Die nemmer mee ne wert bescreven.

Consticse wel in twalsche vinden 

Ic soudse jou in dietsche ontbinden: 

Soe es utermaten scone!

Dies bat Penninc diene maecte 

Ende menighen nacht daer omme waecte

Eer hijt vant in zijn ghedochte

Dat hi den boec ten ende brochte

De tekst is oorspronkelijk in het Middelnederlands opgeschreven. Het is geen plagiaat van een Franse bron! (vraag c)

De verhalen over koning Arthur zijn allemaal mondeling doorgegeven. (vraag a)

De auteur wordt vernoemd en dat is heel uitzonderlijk voor de middeleeuwen! Hij zegt dat hij veel nachten is wakker gebleven om dit verhaal te kunnen vertellen. (e)

Wie is 'ic'? Wie is 'jou'? 'Nu heb ik een mooi verhaal gemaakt. Kon ik het in het Frans vinden, ik zou het voor jou in het Diets vertalen.' (Vraag b)

Wie wordt aangeroepen en waarom? ('Alle die ingle vanden trone') (Vraag d)

Toon aan dat de auteur in de proloog reclame maakt voor zijn verhaal. (Vraag f)

Een voorbeeld van een enclisis of proclisis?

Een voorbeeld van de -e- als verlengingsteken voor lange klanken?

Een voorbeeld van het gebruik van een naamval?

Een voorbeeld van dubbele ontkenning?

1. Die nemmer mee ne wert bescreven
2. Dat ghi zwighet altemalte
3. Moeten mi gheven herte ende sin
4. Consticse wel in twalsche vinden

Vraag a

Hoe wordt het onmiddellijk duidelijk dat het om fictie gaat? 

Vraag b + c

Wat valt op aan de beschrijving van het schaakbord en het kasteel van koning Amoraen?

Waarop wijst dat met betrekking tot de sociale klasse waarin het verhaal zich afspeelt?

Vraag D: een beeld van Walewein?

Vraag D: een beeld van Ysabele?

Vraag E: welke relatie hebben ze?

1. Rationeel
2. Passioneel
3. Platonisch
4. Fysiek

Vraag f

Vergelijk Walewein en de rode ridder wat hun omgangsvormen betreft. 

Vraag g

De ridder is niet toevallig in het rood gekleed. Verklaar volgens de kleurensymboliek. 

Welke aspecten wijzen erop dat het verhaal zich afspeelt in de hoge adel?

1. God wordt om hulp gevraagd.
2. Veel aandacht voor esthetiek.
3. Beschaafde omgangsvormen: handen wassen, beleefde taal.
4. Bloedig gevecht tussen Walewein en de rode ridder, Walewein en de bewakers.

Waarom worden de kenmerken van Walewein en de omgangsvormen zo uitvoerig beschreven? (vraag h)

1. Om het verhaal interessanter te maken.
2. Om het verhaal geloofwaardiger te maken.
3. Om de luisteraars een spiegel voor te houden van hoe men zich aan het hof gedraagt.