M3_§4.5 Atomen Tellen Deel 1

§4.5 Atomen Tellen, Deel 1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

§4.5 Atomen Tellen, Deel 1

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Uitleg §4.5 Atomen Tellen, Deel 1
  • Maken opgaven 58 t/m 64

Lesdoel:
  • Formuletaal, index en coëfficiënt
  • Van reactieschema naar reactievergelijking

Slide 2 - Slide

Zie de molecuultekening van ethanol.
Uit hoeveel atoomsoorten bestaat het molecuul?
A
1
B
3
C
6
D
9

Slide 3 - Quiz

Hoeveel soorten atomen zijn afgebeeld?
A
3
B
4
C
6
D
9

Slide 4 - Quiz

Hoeveel moleculen
zijn er afgebeeld?
A
3
B
9
C
4
D
36

Slide 5 - Quiz

Molecuulformules (Coëfficiënt en Index)
Zoals we in §4.3 hebben gezien gebruiken scheikundigen graag symbolen en nummers om moleculen aan te tonen. Rechts is hiervan een voorbeeld:

Slide 6 - Slide

Wat is de index van zuurstof in de formule van salpeterzuur?

A
4
B
1
C
3
D
0

Slide 7 - Quiz

Wat is de het coëfficiënt in de formule van salpeterzuur?

A
4
B
1
C
3
D
0

Slide 8 - Quiz

Hoeveel atomen zuurstof zitten er in vier moleculen salpeterzuur?

A
4
B
12
C
3
D
15

Slide 9 - Quiz

Fase aanduidingen
  • Naast het schrijven van moleculen in symbolen geven scheikundigen ook vaak altijd de fase van het molecuul aan.
  • (aq) voor een in water opgeloste stof
  • (s) voor een vaste stof
  • (l) voor een vloeistof
  • (g) voor een gasvormige stof
  • Voor water ziet dat er dan als volgt uit:     H₂O (l)

Slide 10 - Slide

Geef aan wat de fase is van de volgende stof:
CO₂ (g)
A
Opgelost in water
B
Vast
C
Vloeistof
D
Gas

Slide 11 - Quiz

Geef aan wat de fase is van de volgende stof:
C₆H₁₂O₆ (s)
A
Opgelost in water
B
Vast
C
Vloeistof
D
Gas

Slide 12 - Quiz

Geef aan wat je achter C₆H₁₂O₆ ... zou zetten, wetende dat het is opgelost in water
A
(aq)
B
(s)
C
(l)
D
(g)

Slide 13 - Quiz

Molecuul namen
Niet alle stof namen zijn zo makkelijk als water en zuurstof. Veel stof namen worden beschreven als de atomen die erin zitten. Zo hebben we bijvoorbeeld Koolstofdioxide (CO₂). Hierin zit koolstof (C) en Oxide, oftewel zuurstof (O). Maar Koolstofmono-oxide (CO) bestaat ook uit Koolstof (C) en Zuurstof (O) atomen. Om hier onderscheid in te maken hebben we tel woorden, zoals Mono en Di. Mono betekent 1 en Di betekent 2. Deze tel woorden hebben altijd betrekking op het atoom direct achter het telwoord.

Slide 14 - Slide

Hoeveel zwavel atomen zitten er in Zwaveldioxide?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Hoeveel zuurstof (oxide) atomen zitten er in Zwaveldioxide?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Van reactieschema tot reactievergelijking
Reactie schema:
  1. Methaan --> Koolstof + Waterstof
  2. Methaan + Zuurstof --> Koolstofdioxide + Water
Reactie vergelijking:
  1. CH₄ (g) --> C (s) + 2 H₂ (g)
  2. CH₄ (g) + 2 O₂ (g) --> CO₂ (g) + 2 H₂O (l)

Slide 17 - Slide

Wat is de juiste reactievergelijking voor:
Water --> Waterstof + Zuurstof
A
H₂O (l) --> 2 H₂O₂ (l) + CO₂ (g)
B
2 H₂O (l) --> O₂ (g) + 2 H₂ (g)
C
H₂ (g) + 2 O₂(g) --> H₂O (g) + 3 CO₂ (g)
D
CO₂ (g) --> C (s) + O₂ (g)

Slide 18 - Quiz

Huiswerk
Maken opgaven 58 t/m 64

Slide 19 - Slide