Wassen, wasmiddelen

ETIKETTEN LEZEN & INTERPRETEREN
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

ETIKETTEN LEZEN & INTERPRETEREN

Slide 1 - Slide

WAT WEET JIJ AL VAN WASMIDDELEN? VUL HET HIER IN!

Slide 2 - Mind map

LESDOELEN
- Na deze les kan ik de verschillen tussen waspoeder en vloeibaar wasmiddel benoemen
         - Na deze les kan ik uitleggen waarom wasmiddelen geëtiketeerd worden
       - Na deze les kan ik minimaal 3 wassymbolen en de betekenis er van beschrijven

Slide 3 - Slide

5

Slide 4 - Video

00:00
Wat denk jij dat beter is, wasmiddel of waspoeder? Leg uit!

Slide 5 - Open question

01:12
Wat is gebruiksgemak?
A
Het gemak waarmee een product te gebruiken is
B
Een mooi product
C
Wanneer iets moeilijk te gebruiken is
D
Geen van allen

Slide 6 - Quiz

01:35
Wat wast beter schoon? Hoe komt dat?

Slide 7 - Open question

02:14
Wat is er nog meer, naast waspoeders en wasmiddelen?

Slide 8 - Open question

02:27
Wat is beter voor je wasmachine?
A
Waspoeder
B
Wasmiddel
C
Wascapsules
D
Waspoeder, wascapsules en wasmiddel

Slide 9 - Quiz

WAAROM WORDEN WASMIDDELEN GEËTIKETTEERD?

Slide 10 - Open question

Wasmiddelen
Er zijn verschillende soorten wasmiddelen:
  • waspoeder
  • vloeibare wasmiddelen
  • tabletten
  • capsules

Slide 11 - Slide

Wasmiddelen
Donker bont wasmiddel
Licht bont wasmiddel
Witwasmiddel
Fijne was / Wolwasmiddel

Slide 12 - Slide

WAT BETEKENT HET WOORD "WASSYMBOOL"?

Slide 13 - Open question

WAT BETEKENT DIT SYMBOOL:
A
Niet strijken
B
Niet wassen op een hoge temperatuur
C
Het kledingstuk is niet geschikt om te weken
D
Het kledingstuk is niet geschikt om te wassen of te weken

Slide 14 - Quiz

WAT BETEKENT DIT SYMBOOL:
A
In de droger op een hoge temperatuur
B
In de droger op een lage temperatuur
C
Niet in de droger
D
Dit symbool bestaat niet

Slide 15 - Quiz

DIT SYMBOOL GEEFT AAN DAT JE HET PRODUCT ALLEEN MET DE HAND MAG WASSEN:
A
Juist
B
Onjuist
C
Geen van allen
D
Je mag het product wassen in de wasmachine én met de hand

Slide 16 - Quiz

WAAROM STRIJK JE EEN KLEDINGSTUK?

Slide 17 - Open question

WAT BETEKENT DIT SYMBOOL:
A
Normale was op 30, 40, 50, 60 of 70 graden
B
Wassen op anti-kreuk progamma
C
Handwas
D
Geen van allen

Slide 18 - Quiz

Zoek 5 verschillende soorten wasmiddelen.

Slide 19 - Open question

uitleg wasmachine

Slide 20 - Slide

EVALUATIE
Jullie zijn in deze les meer te weten gekomen over de soorten wasmiddelen, jullie weten welk wasproduct het best is voor de wasmachine en welke het meest zuinig is. Jullie weten ook meer van was symbolen en etiketten.

Slide 21 - Slide

WAT VOND JE VAN DEZE LES?

Slide 22 - Open question