Week 1. Bloedcellen en bloedplasma

1 / 25
next
Slide 1: Slide
AnatomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

Bloed voorziet je lichaam van energie en voert afvalstoffen af. Om dat te kunnen doen, moet het bloed constant naar alle delen van je lichaam stromen. Je hart en bloedvaten zorgen ervoor dat je bloed op de juiste plek komt. Ze vormen samen je bloedsomloop.

Hoeveel liter bloed heeft een hond van 40kg ongeveer?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

Gem 5 liter
Wat zou de meest voorkomende bloedcel zijn?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

Een volwassen mens heeft ongeveer vier tot zes liter bloed in zijn lichaam. Bloed bestaat uit vloeistof en cellen. De vloeistof waarin de cellen drijven heet plasma. Bloed bevat drie verschillende cellen: rode bloedcellen (erythrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten).

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoer van zuurstof
B
Bestrijdt infecties
C
Bloedstolling

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

Rode bloedcellen zijn de meest voorkomende cellen in het bloed. De belangrijkste twee functies van rode bloedcellen zijn het vervoer van zuurstof en koolzuurgas (koolstofdioxide). Het zijn platte, ronde cellen met een deuk in het midden. Ze hebben geen celkern. De rode bloedcellen worden door het rode beenmerg aangemaakt. Ze leven ongeveer 120 dagen, daarna worden ze afgebroken. De afbraak van rode bloedcellen gebeurt voor een klein deel in de bloedbaan en voor het grootste deel in de milt. De milt filtert oude en beschadigde rode bloedcellen uit het bloed en breekt ze af. De lever en het beenmerg breken ook rode bloedcellen af.

Slide 8 - Slide

Het rode beenmerg maakt de rode bloedcellen. IJzer, vitamine B12 en foliumzuur zijn nodig om erytrocyten aan te maken. 

Bij de afbraak van rode bloedcellen komt ijzer vrij. Dit ijzer wordt opgeslagen in de lever, milt en het beenmerg. Deze ijzervoorraad is voor de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen. Naast ijzer komt ook bilirubine vrij. De lever moet via de gal bilirubine uitscheiden. Als dat niet lukt, worden je huid en oogwit geel (geelzucht).

Slide 9 - Slide

In de rode bloedcellen zit hemoglobine, een soort eiwit wat ijzer bij zich heeft. Het hemoglobine geeft een rode kleur aan ons bloed. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof uit de longen door het lichaam. Zuurstof plakt aan het hemoglobine en wordt zo naar de cellen vervoerd. Eenmaal bij de cellen aangekomen, laat zuurstof gemakkelijk los. De cellen van het lichaam hebben zuurstof nodig om hun werk te doen. Wanneer de cellen de zuurstof gebruiken komen er afvalstoffen vrij, zoals koolzuurgas. De rode bloedcel zorgt er ook voor dat die koolzuurgas weer naar de longen teruggaat en wordt uitgeblazen. Heeft ons bloed veel zuurstof dan is het helderrood, is er weinig zuurstof, dan is het donkerrood.

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Vervoer van zuurstof
B
Bestrijdt infecties
C
Bloedstolling

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

Witte bloedcellen zijn bolvormige, kleurloze cellen. De cellen worden gemaakt in het rode beenmerg, de milt en de lymfeklieren. Witte bloedcellen leven gemiddeld twee dagen. Ze komen veel minder in het bloed voor dan rode bloedcellen. Voor elke witte bloedcel zijn er wel zeshonderd rode bloedcellen. Witte bloedcellen spelen een belangrijke rol bij de afweer. Ze reageren op alles wat niet bij je lichaam hoort. Zodra er een bacterie of virus in het bloed of de weefsels komt, vallen de witte bloedcellen deze aan.

Slide 12 - Slide

Er zijn drie soorten witte bloedcellen:
granulocyten, witte bloedcellen met korrels (granulae) in de cel;
monocyten, witte bloedcellen met een grote, onregelmatige kern;
lymfocyten, witte bloedcellen met een grote, ronde kern.
Granulocyten en monocyten helpen mee met de algemene afweer. Als vreemde stoffen je lichaam binnendringen, helpen ze mee met het bestrijden van deze stoffen. Lymfocyten helpen mee met de gerichte afweer tegen vreemde stoffen. Ze worden getraind om specifieke stoffen te bestrijden. Daarom heet de gerichte afweer ook wel specifieke afweer.

Wat is de belangrijkste taak van de bloedplaatjes?
A
Vervoer van zuurstof
B
Bestrijdt infecties
C
Bloedstolling

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

Bloedplaatjes zijn kleine, platte cellen. Ze hebben geen celkern. Bloedplaatjes worden gevormd in het rode beenmerg. De levensduur van een bloedplaatje is zeven tot tien dagen. De milt vangt de bloedplaatjes daarna uit het bloed weg en breekt ze af. 

Slide 15 - Slide

Bloedplaatjes spelen een belangrijke rol bij de bloedstolling. Als een bloedvatwand beschadigd raakt, plakken de bloedplaatjes vast aan de vaatwand. Ze klonteren samen en vormen een bloedprop. Zo maken ze het lek in de bloedvatwand dicht.

Slide 16 - Slide

Plasma is het vloeibare deel van het bloed. Het is meestal geel van kleur en bestaat voor 90 % uit water. De kleur van plasma kan soms veranderen. Dat komt doordat de samenstelling van plasma kan veranderen. Oestrogeen kan bijvoorbeeld een groene kleur aan het plasma geven en een vette maaltijd kan zorgen voor een oranje kleur.

Welke stoffen zitten er in bloedplasma?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen bloedplasma en serum?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

Albumine is een groot eiwit. Het kan niet door de bloedvatwand heen. Albumine heeft twee belangrijke functies. Ten eerste is het een transporteiwit. Dat betekent dat albumine stofjes aan zich bindt en via het bloed vervoert naar de cellen. Ten tweede zorgt albumine ervoor dat het bloed water en stofjes aantrekt en afgeeft, dat is de colloïd osmotische druk.

Slide 20 - Slide

Colloïd betekent eiwit. Osmotisch komt van het woord osmose. Osmose van het bloed betekent dat er water door de bloedvatwand heen kan bewegen. Hierdoor kan water het vat in en uit. Omdat albumine niet uit het bloedvat kan, zorgt het voor een drukverschil tussen het bloedvat en de omliggende cellen. Het heeft een aanzuigende werking. Als er meer albumine in het bloedvat zit dan in de cellen, worden water en voedingsstoffen het bloedvat ingetrokken. Als er meer albumine in de cellen zit dan in het bloedvat, gaan water en voedingsstoffen juist het bloedvat uit.

Slide 21 - Slide

Globulinen zijn kleine eiwitten. Er zijn verschillende soorten globulinen. Sommige globulinen vervoeren voedingsstoffen via het bloed naar de cellen, andere spelen een rol bij de afweer.

Slide 22 - Slide

Stollingseiwitten helpen bij de bloedstolling. Het belangrijkste stollingseiwit is fibrinogeen. Fibrinogeen wordt gemaakt in de lever. Bij een bloeding wordt fibrinogeen omgezet in fibrine. Fibrine vormt draden op de plaats waar de bloedvatwand is beschadigd. De bloedplaatjes klonteren daar samen en de fibrinedraden houden deze bloedplaatjes op hun plek. Zo vormt zich een stevige bloedprop om het gat in de bloedvatwand te dichten.

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen behaald?
Je kunt:
  1. Uitleg geven over de samenstelling van het bloed
  2. Uitleg geven over de bloedcellen
  3. Uitleg geven over het bloedplasma
  4. Uitleg geven over de stolling van het bloed

Slide 25 - Slide

This item has no instructions