Brückenschlag HAVO 4 - werkwoordsvervoeging

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wiederholung Klasse 2 & 3

Grammatik

werkwoordsvervoeging

Leerdoel:

Ik kan de werkwoorden 'haben', 'sein' en 'werden' in de tegenwoordige tijd gebruiken. 

Het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Het werkwoord werden

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

Wist je de rijtjes van 'haben', 'sein' & 'werden' nog?

😒🙁😐🙂😃

Vul de juiste vorm van 'haben', 'sein' of 'werden' in!

............... du Zeit für mich?

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Nein, wir ............... nie zurückommen.

Johann, wo...............du?

.............. Sie schon wieder krank?

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Mit wem ............... ihr nach Hamburg gehen?

Voldoe jij aan dit leerdoel:
Ik kan de werkwoorden 'haben', 'sein' en 'werden' in de tegenwoordige tijd gebruiken.

😒🙁😐🙂😃

Leerdoel:

Ik kan de zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

Vervoeg het werkwoord!

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

Siehst du das Kind? Es ... seine Eltern. [suchen]

... du deine Zähne zweimal am Tag?
[putzen]

Ihr ... sehr fleißig!
[arbeiten]

Warum . . . du diesen Mann so?
[hassen]

Das Flugzeug ... um 14:30 Uhr.
[landen]

Voldoe jij aan dit leerdoel:
Ik kan de zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.

😒🙁😐🙂😃

Leerdoel:

Ik kan de sterke werkwoorden (met een a en een e in de stam) in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

Ich. . . oft T-Shirts.
[tragen]

Er ... immer so undeutlich!
[sprechen]

... du noch zum Krankenhaus?
[fahren]

Lisa ... am Wochenende gerne aus. [schlafen]

Marina ... überhaupt keine Süßigkeiten.
[essen]

Voldoe jij aan dit leerdoel:
Ik kan de sterke werkwoorden (met een a en een e in de stam) in de tegenwoordige tijd vervoegen.

😒🙁😐🙂😃

Leerdoel:

Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Vul de juiste vervoeging van het Modalverb in.

(Ik vind leuk) ...... dieses Computerspiel.

(Kunnen wij) ...... morgen Ski fahren?

(Weet je) ...... vielleicht, wo wir am besten shoppen können?

Rafting ist toll, das (moeten) ...... ihr unbedingt mal ausprobieren.

Voldoe jij aan dit leerdoel:
Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de tegenwoordige tijd vervoegen.

😒🙁😐🙂😃

Leerdoel:

Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de verleden tijd vervoegen.

Warum (wilden) ...... ihr keine Anzeige erstatten?

Am Wochenende (kon) ...... Tom mich nicht anrufen.

Ich (vond leuk) ...... es früher nicht, mit Karte zu zahlen.

Wir (mochten) ...... ihn am Abend endlich im Krankenhaus besuchen.

Voldoe jij aan dit leerdoel:
Ik kan de Modalverben (können, müssen, sollen, wissen, mögen, dürfen, möchten, wollen) in de verleden tijd vervoegen.

😒🙁😐🙂😃