Optimisme over de economie. Iedereen
zou welvarend worden.
Weinig toezicht op banken.
Beurskrach. Aandelenkoersen dalen sterk
Overproductie in landbouw en industrie
Fabrieken sluiten.
President Hoover grijpt niet in op het moment dat de economie achteruit gaat (laissez-faire)
Live now Pay later. Veel consumenten kopen producten op krediet (leningen).
Begrotingstekort van de overheid loopt op