Verpleegtechnisch handelen - Periode 5 les 3 - Medicijnen toedienen, medicatie via de luchtwegen

Verpleegtechnisch handelen - Les 3


 Medicijnen toedienen, medicatie via de luchtwegen
1 / 48
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeBeroepsopleiding

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verpleegtechnisch handelen - Les 3


 Medicijnen toedienen, medicatie via de luchtwegen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
- Test je kennis  
- Medicijnen toedienen
- medicatie via de luchtwegen toedienen 
- Werken in learnbeat 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke toedieningswegen ken je?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Toedieningswegen
Medicijnen kunnen op twee manieren worden toegediend:

enteraal, dat wil zeggen via het maag-darmkanaal
parenteraal, dat wil zeggen via een andere weg

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Enteraal 
(via het maag-darm kanaal)



- Via de mond (per os)
- Via de anus(rectaal)
- Onder de tong (sublinguaal)

Via het slijmvlies in de mond wordt het zeer snel opgenomen. 

Slide 5 - Slide

Als je medicijnen per os geeft, zul je er meestal een ruime hoeveelheid water bij geven. Je mag niet zomaar een andere vloeistof geven (bijvoorbeeld melk), omdat die een wisselwerking kan hebben met het medicijn.
Het bekende ‘pilletje onder de tong’ rekent men ook tot de ‘per os’-medicijnen. Het gaat om een medicijn dat vaak bij hartklachten wordt gegeven (nitrobaat) en dat via het slijmvlies van de mond zeer snel wordt opgenomen. Behalve klysma’s worden via de anus eigenlijk alleen zetpillen gegeven.
Aandachtspunten bij per os medicatie 

- (meestal) ruime hoeveelheid water bij per os medicijnen
- Let op dat je niet zomaar een andere vloeistof mag geven (bijvoorbeeld melk/grapefruitsap) dit kan een wisselwerking hebben met het medicijn. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Parenteraal
(via een andere weg en vaak meer lokaal)
- via de huid: denk aan zalf en pleisters
- via slijmvliezen: denk aan het druppelen van ogen
- via lichaamsholten: oordruppels, vaginaaltabletten of -crèmes
- per inhalatie: denk aan alle middelen voor COPD-patiënten
- per injectie: dit kan intraveneus, intracutaan, subcutaan of intramusculair gebeuren

Slide 7 - Slide

Alle andere vormen van toediening van medicijnen vallen onder de parenterale toedieningswijze. Het gaat dan vaak om een meer lokale toediening:
Wat zal bedoeld worden met een lokaal effect van een medicijn?
A
Het medicijn komt in het bloed terrecht
B
Het medicijn werkt plaatselijk

Slide 8 - Quiz

Systemisch komt in het bloed terecht en gebeurd dmv een pilletje. 

Bijvoorbeeld een zalf, pleister, oogdruppel
Via de mond of anus heet een ... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Alles wat niet via de mond of anus gaat heet een ... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Toediening via de huid, slijmvliezen of lichaamsholte valt onder ...
toediening.
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een zetpil is een voorbeeld van een ...
toediening.
A
Enterale
B
parenterale

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke toedieningsvorm valt Niet onder parenterale toediening?
A
injectie
B
Sublinguaal
C
inhalatie
D
Transdermaal

Slide 13 - Quiz

Sublinguaal betekend = onder de tong laten oplossen. Dit behoort ook tot de (per os) medicijnen. Dus een enterale toediening. 

Transdermaal = via de huid 

Injectie = intramusculair, intraveneus, subcutaan. 
Hoe noem je een toediening van een klysma?
A
Anale toediening
B
Rectale toediening

Slide 14 - Quiz

Via de anus worden eigenlijk alleen zetpillen of klysma's gegeven. 
Medicijnen toedienen via de luchtwegen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
- Je kunt indicaties en contra-indicaties noemen 
- 3 veelgebruikte inhalatiemedicatie 
- Verschillende vormen van inhalatie 
- aandachtspunten bij inhalatiemedicatie
- Je kunt uitleggen hoe je een voorzetkamer moet gebruiken
- Je kunt medicijnen toedienen met een inhalator, verstuiver, vernevelapparaat

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bij welk ziektebeeld
zou je inhalatie
medicatie toedienen?

Slide 17 - Mind map

- Benauwdheid door vernauwde luchtwegen
- COPD (chronische Obstructieve Pulmonairy Disease 
- Astma 
- Bronchitis
- longemfyseem (blijvende uitzetting van de longblaasjes) 
Indicatie 
- Benauwdheid door vernauwde luchtwegen
- COPD
- Astma 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Contra-indicatie 
- Inhalatie techniek is niet mogelijk
- Epilepsie (kan in hoge dosering neurologische bijwerkingen veroorzaken)
- Ernstige Hypertensie (inhalatie medicatie kan een lichte bloeddrukverhoging veroorzaken)
- Diabetes mellitus (corticosteroïden kunnen leiden tot hyperglycemie)

Slide 20 - Slide

Diabetes patiënten moeten hun glucose monitoren en zo nodig aanpassen. 


Toedieningsvorm en werking
- Toedieningsvorm = Inhalatie (parenteraal)
- Lokale (plaatselijke) werking in de bronchiën omdat je door het medicijn in te ademen direct in de luchtwegen komt. 
- Het medicijn is direct op de juist plek en kan zijn werk doen

Slide 21 - Slide

Als de luchtwegen door irritatie of ontsteking vernauwd zijn, kan een zorgvrager benauwd worden. Het kost hem veel moeite om te ademen. na elke vorm van activiteit (wassen, toiletbezoek, eten) verergerd de benauwdheid. 

Door toediening van medicijnen via de luchtwegen kan de benauwdheid voorkomen of behandeld worden. 
Redenen om inhalatiemedicatie toe te dienen
- Remmen van ontstekingsreacties
- Verdunnen van taai slijm
- Verminderen van slijmvlies zwelling
- Opheffen van bronchospasme (bronchusverwijding)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aandachtspunten bij inhalatiemedicatie 
Stap 1 - Start met de bronchus verwijdende middelen (Ventolin) > zodat de patiënt beter kan ademhalen en krachtiger slijmophoesten. Na 2-5 minuten werkt het medicijn. 
Zo nodig - Mucolytica > verdunnen het bronchiaal slijm.
Stap 2 - Onstekingsremmers (flixotide) > remmen de ontsteking

Slide 23 - Slide

Als de luchtwegen door irritatie of ontsteking vernauwd zijn, kan een zorgvrager benauwd worden. Het kost hem veel moeite om te ademen. na elke vorm van activiteit (wassen, toiletbezoek, eten) verergerd de benauwdheid. 

Door toediening van medicijnen via de luchtwegen kan de benauwdheid voorkomen of behandeld worden. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

 verschillende inhalatoren
- Elke inhalator heeft zijn eigen techniek. 
- Vertuiver (aerosol)
- poederinhalator (capsule met het geneesmiddel)
- Verneveling 
- Stoombad

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

Instuctiefilmpje dosis aerosol 
Poederinhalator 
- Je breekt de capsule, waarna je de werkzame stof kunt inhaleren.
- Vergt handigheid voor inleggen capsule 
- Vergt krachtige inademing, waarna 5-10sec vasthouden
- Niet geschikt voor zorgvragermet beperkte longfunctie zoals emfyseem of kinderen.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Bijwerkingen
Na elke inhalatie mond spoelen met water ter vootkoming van schimmelinfecties inde mond en keelholte. 


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bijwerkingen
Hartritmestoornissen bij te veel gebruik van salbutamol


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Algemene aandachtspunten
- Zorg dat de zorgvrager goed rechtop zit
- Voor eetmoment
- mond naspoelen met water
- Noteer openingsdatum op verpakking
- Goed schudden voor gebruik
- Nooit gebruiken zonder voorzetkamer
- Check altijd of de patiënt het medicijn juist inneemt 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Therapietrouw
  • Eerst achterhalen waarom mensen de medicatie niet op de juiste wijze innemen.
• Wat vinden ze zelf van de medicatie
• Welke redenen noemen ze om ze niet of juist anders in te nemen
• Weten ze waar de medicijnen voor dienen
• Beheersen ze de techniek om de medicatie in te nemen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Learnbeat 
15 minuten - individueel
Maak de integratie opdracht van het hoofdstuk Medicijngebruik

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Mag je orale medicatie met alles innemen?
A
Nee, alleen met water, melk of sap
B
Nee, alleen met water
C
Ja!
D
Alles behalve grapefruitsap

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
Te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen
C
Afhankelijkheid
D
Steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

De reden waarom iemand een medicijn voorgeschreven krijgt noemen we een ....
A
Diagnose
B
Symptoom
C
Indicatie
D
Contra - indicatie

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Medicijnen net gegeven... en...Braken... Wat nu?
A
Snel nieuwe medicijnen geven
B
Jammer, wachten op de volgende ronde.
C
Overleggen met de arts
D
Een keer missen is niet zo erg.

Slide 37 - Quiz

Maaginhoud komt eruit
Kan invloed hebben op de opname van het medicijn
nooit zomaar nieuwe dosis geven. Altijd overleggen met arts of medische dienst
Voorbeeld van een symptoombestrijder is ...
A
Antibiotica
B
hormonen
C
vaccinatie
D
Pijnstiller

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de regel van 5?

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Wie heeft de bevoegdheid om medicatie uit te schrijven?
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De verzorgende
D
De apotheek

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je doen om fouten te voorkomen tijdens het uitzetten en uitdelen van medicijnen.

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Hoe heet de melding die je kunt doen bij het maken of ontdekken van een Fout?

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Wat doe je wanneer je een fout ontdekt?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

De sterkte van een medicijn wordt vaak uitgedrukt in mg, gram of ml.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Onder de dosering van een medicijn wordt de .... verstaan die per keer of per dag moet worden ingenomen.

A
milligram
B
hoeveelheid
C
milliliter
D
Sterkte

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Medicijnen die niet meer worden gebruikt ...
A
Mag bij het GFT weggegooid
B
Mag terug naar de apotheek
C
A + B zijn beide waar
D
A + B zijn beide niet waar

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Mag je medicatie malen?
A
Ja, als de arts dat heeft voorgeschreven.
B
Nee, want dan werkt het minder goed.
C
Niet alle medicatie mag je malen
D
Ja dat mag, in de maag valt het toch uit een.

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekend Interactie?
A
2 geneesmiddelen elkaars werking beïnvloeden.
B
Een ongewenste complicatie van een medicijn.
C
Een ongewenste bijwerking van het medicijn.
D
Dat je goede voorlichting krijgt voor je het inneemt.

Slide 48 - Quiz

Interactie voorbeeld; de Pil met Antibiotica.