KERN H34:beeldtaal

Beeldtaal Hst 34 
Wat zijn illustratieve beelden en functionele beelden 

Kort over hst 34 (minder belangrijk voor PTO) Dan begin maken met woorden oefenen 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Beeldtaal Hst 34 
Wat zijn illustratieve beelden en functionele beelden 

Kort over hst 34 (minder belangrijk voor PTO) Dan begin maken met woorden oefenen 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is beeldtaal?
Als je beelden gebruikt om iets over te brengen.
Bedoeld om boodschap te versterken of verduidelijken

Slide 3 - Slide

Drie soorten 
1. Illustratief: ondersteunend bij een tekst
2. Functioneel: als het de boodschap zelf is, of de boodschap overbrengt
3. Schema's of tabellen: getallen of informatie

Slide 4 - Slide

illustratief

versterkt de boodschap 
weergave van de sfeer
maakt tekst aantrekkelijker
zoals bijv. bij nieuwsartikelen

Slide 5 - Slide

functioneel

vervangt tekst 
visuele weergave van de boodschap

Slide 6 - Slide

Stel, je zoekt een beeld bij een artikel over een voetbalwedstrijd. De titel is 'de spanning is om te snijden' Wat kies je dan?
A
een foto van een mes
B
een foto van een supporter die vol spanning kijkt
C
foto van hooligans die vechten met de ME
D
een cartoon

Slide 7 - Quiz

Waar gaat deze infographic over?

Slide 8 - Open question

Dat was hst 34, nu woorden oefenen 

Zie Magister/ELO/studiewijzers
Voor komend PTO woorden van hoofdstuk 22 t/m 34 

Slide 9 - Slide

Wat betekent 'fysiek'?
A
je geest
B
je lichaam
C
geestelijk
D
lichamelijk

Slide 10 - Quiz

Een voorbeeldzin
Hij kon de marathon fysiek wel aan, maar mentaal was het te zwaar. 

Slide 11 - Slide

Goed of fout?
Consequent betekent telkens op dezelfde manier
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Goed of fout?
Ontvreemden betekent stelen.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

Goed of fout?
Om de haverklap betekent van mening veranderen
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

Welk woord past het beste?
Hij sloeg het boek open bij een gekleurde .
A
spelinzicht
B
C
D
illustratie

Slide 15 - Quiz


A

Slide 16 - Quiz


A

Slide 17 - Quiz

Maak een goede zin waaruit de betekenis blijkt van het woord: omvangrijk

Slide 18 - Open question

Opdracht in tweetallen

Slide 19 - Slide