5.4 Remmen en botsen

Programma
- Voorkennis ophalen 6.3
- Opdrachten maken 6.3 Online (opdracht 25 t/m 32)

- Uitleg 6.4: Remmen en botsen
- Opgaven 6.4 online maken (opdracht 35 t/m 43)


1 / 57
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 57 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programma
- Voorkennis ophalen 6.3
- Opdrachten maken 6.3 Online (opdracht 25 t/m 32)

- Uitleg 6.4: Remmen en botsen
- Opgaven 6.4 online maken (opdracht 35 t/m 43)


Slide 1 - Slide

Programma
- Voorkennis ophalen 6.3
- Uitleg 6.4: Remmen en botsen
- Opgaven 6.4 online maken (opdracht 35 t/m 43)


Slide 2 - Slide

Programma
  • Terugblik 6.2
  • Leerdoelen
  • Uitleg per leerdoel
  • Oefenen met het leerdoel

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
De leerlingen kennen de 3 soorten bewegingen (versneld, vertraagd, eenparig) en kunnen deze herkennen
De leerlingen kunnen bij elke beweging een st- en vt-diagram tekenen. 
De leerling kent het verschil tussen een xt- en st-diagram

Slide 4 - Slide

Voorkennis 6.3: 
versneld - eenparig - vertraagd

Slide 5 - Slide

Voorkennis 6.3
- Stroboscopische foto
- Afstand-tijd diagram
- Gemiddelde snelheid

Slide 6 - Slide

6.1 Stroboscopische foto
- Het vastleggen van een beweging

Slide 7 - Slide

6.1 Afstand-tijd diagram

Slide 8 - Slide

6.2 Gemiddelde snelheid
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd

- Afstand in meter 
- Tijd in seconde
- Gemiddelde snelheid in meter per seconde


Slide 9 - Slide

6.2 Gemiddelde snelheid
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd              
- afstand in m
- tijd in s
- snelheid in m/s

Omrekenen:    van m/s naar km/h --> x 3,6
                           van km/h naar m/s --> : 3,6

Slide 10 - Slide

Deel 3 Praktische opdracht snelheid
  • Je hebt onderdeel 2 nodig voor uitwerking van onderdeel 3 van praktische opdracht snelheid.
  • Je mag zachtjes overleggen met degene die naast je zit. 
  • Alle info voor het maken van deel 3 is te vinden in je Handboek bij 6.2.
  • Je hebt max. 30 min om deel 3 uit te werken.
  • Klaar met deel 3? Lees theorie 6.3 in Handboek + maak opgaven 6.3 online.

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat een versnelde, een eenparige en een vertraagde beweging zijn.  
  2.  Je kunt de snelheid op elk moment van de beweging berekenen bij een eenparige beweging.  
  3. Je kunt aan de vorm van de grafiek een versnelde, een eenparige en een vertraagde beweging herkennen. 

Slide 12 - Slide

6.3 Versnelde beweging
Per seconde wordt een steeds
grotere afstand afgelegd

Slide 13 - Slide

6.3 Eenparige beweging
Per seconde wordt steeds 
dezelfde afstand afgelegd

Slide 14 - Slide

6.3 Vertraagde beweging
Per seconde wordt een steeds 
kleinere afstand afgelegd

Slide 15 - Slide

3 soorten bewegingen
  • De versnelde beweging:
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.
- Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.
  • De eenparige beweging (constant): 
- Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)
- Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.
  • De vertraagde beweging
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.
- Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd

Slide 16 - Slide

afstand/tijd- en snelheid/tijd-diagrammen
Elke beweging heeft zijn eigen bijpassende grafiek. Aan de grafiek kun je dus al zien om wat voor een beweging het gaat. 

Let goed op als je een grafiek bekijkt of zelf maakt, dat je kijkt naar wat er langs de assen staat: afstand (s) tijd (t) of snelheid (v) tijd (t). 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

versneld
eenparig
vertraagd
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds groter. 
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds kleiner. 
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds even groot. 
kromme lijn wordt steeds stijler.
stijle lijn wordt steeds krommer
lijn is recht

Slide 19 - Drag question

Wat ga je nu doen?
- Opgaven 6.3 online maken (opgave 25 t/m 32)

- Klaar? Lezen theorie 6.4

Slide 20 - Slide

H5.4 Bewegingen
Vorige les: 
PO Snelheid volgende les (wordt gemiddeld met cijfer PO Mars)
5.3 Versneld, eenparig en vertraagd bewegen
Vandaag:
Herhalen theorie 5.2 + 5.3
Uitleg 5.4 Remmen en botsen

Slide 21 - Slide

5.2 Gemiddelde snelheid
Afstand = gemiddelde snelheid x tijd        
6                =                 3                           x   2      
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd
Tijd = afstand : gemiddelde snelheid
- afstand in m of km
- tijd in s of h
- snelheid in m/s of km/h


                           van km/h naar m/s --> : 3,6

Slide 22 - Slide

5.2 Gemiddelde snelheid
Omrekenen:    van m/s naar km/h --> x 3,6
                           van km/h naar m/s --> : 3,6

Slide 23 - Slide

5.3 Versnelde beweging
Per seconde wordt een steeds
grotere afstand afgelegd

Slide 24 - Slide

5.3 Eenparige beweging
Per seconde wordt steeds 
dezelfde afstand afgelegd

Slide 25 - Slide

5.3 Vertraagde beweging
Per seconde wordt een steeds 
kleinere afstand afgelegd

Slide 26 - Slide

Startopdracht
Pak je Nask schrift, pen en rekenmachine

Slide 27 - Slide

Vraag 1: Louis loopt met een snelheid van 4 km/h en doet er 5 minuten over om op zijn werk te komen. 
Hoever woont Louis van zijn werk (afstand dus in m)?

  1. Gegeven: 
  2. Gevraagd: 
  3. Formule: 
  4. Berekening: 
  5. Antwoord: 

Slide 28 - Slide

Antwoord:
  1. Gegeven: snelheid = 4 km/h = 4 : 3,6 = 1,11 m/s                                                     tijd = 5 minuten = 5 x 60 = 300 seconden
  2. Gevraagd: afstand in m
  3. Formule: afstand = snelheid x tijd
  4. Berekening: afstand = 1,11 x 300
  5. Antwoord: afstand = 333 m

Slide 29 - Slide

Programma vandaag
  • Lezen theorie §5.3 blz. 22-25 
  • Maken opdrachten §5.3 vraag 1 t/m 9 (blz. 26-29) (15 min)
  • Klaar? Nakijken opdrachten §5.1 + §5.2 + §5.3 (10 min)
  • Uitleg 5.4 (15 min)

Heb je vragen over het huiswerk? Stel ze dan.

Slide 30 - Slide

a De afstand is gelijk tussen de druppels.
b  Geg: s = 20 m
t = 5 s ( 5 x 1 s, de eerste stip niet meetellen !)
Gevr: vgem

Opl; vgem = s/t 
vgem = 20/5 = 4 m/s

Slide 31 - Slide

a stil voor stoplicht
b eenparig 4 m/s
c remt af voor stoplicht
d stapt op de fiets
e eenparig 6 m/s
f rijdt weg groen stoplicht
g arriveert op school

Slide 32 - Slide

a stil voor stoplicht
b eenparig 4 m/s
c remt af voor stoplicht
d stapt op de fiets
e eenparig 6 m/s
f rijdt weg groen stoplicht
g arriveert op school

Slide 33 - Slide

Programma
  • Uitleg 5.4 (10 min)
  • Opdrachten maken 5.4 (15 min)
  • Let op: opdrachten 5.1 t/m 5.3 moeten af zijn!

Slide 34 - Slide

6.4 Remmen en Botsen

Slide 35 - Slide

5.4 De remweg
Als het rempedaal van een auto wordt ingetrapt, neemt de snelheid af. Tijdens het remmen legt de auto nog wel een bepaalde afstand af. deze afstand wordt de remweg genoemd. Hoe langer de remweg, des te groter is de kans op een ongeluk. 


Slide 36 - Slide

5.4 De remweg
Hoe lang de remweg is, hangt af van: 
1. De beginsnelheid. 
Is de snelheid op het moment dat de auto begint te remmen. (hoe groter de beginsnelheid, des te langer de remweg). 
2. De (totale) massa van de auto. 
Hoe groter de massa van een auto, des te langer de remweg. (een volle vrachtwagen heeft een langere remweg dan een lege). 
3. De remkracht. 
Hoe harder je op het rempedaal trapt, des te groter wordt de remkracht en des te korter de de remweg. ( maar niet te hard op de rem trappen -> slippen)

Slide 37 - Slide

5.4 De beginsnelheid en de remweg
De gegevens zijn afkomstig van verschillende 
remproeven. Hierbij wordt steeds dezelfde auto 
gebruikt. Ook is er steeds even hard geremd. 
Alleen de beginsnelheid was telkens anders. 

Je ziet dat de remweg snek toeneemt als het 
gaspedaal iets verder wordt ingedrukt. Daarom is 
het belangrijk dat automobilisten een veilige
snelheid aanhouden.

Deze tabel geldt voor goede remmen, en banden een normaal wegdek en droog weer. 

Slide 38 - Slide

5.4 De massa en de remweg
Hoe zwaarder een auto beladen is, hoe langer de remweg.

Slide 39 - Slide

5.4 Het wegdek en het weer
Als de remmen versleten zijn of het wegdek glad is door sneeuw of ijzel, kan de bestuurder minder hard remmen. De remkracht is dan kleiner en de remweg langer, soms zelfs veel langer. Zie onderstaand figuur.

Slide 40 - Slide

Reactietijd: De tijd tussen zien en reageren wordt de reactietijd genoemd (tussen 0,7 en 1,0 seconde)

Slide 41 - Slide

5.4 De reactietijd en reactieafstand
Reactietijd wordt langer als je:
  • niet oplet
  • vermoeid bent
  • alcohol, drugs of ander medicijnen gebruikt.

De afstand die de auto tijdens de reactietijd aflegt
noem je de reactie afstand. 


Slide 42 - Slide

Reactieafstand, remweg en stopafstand

Slide 43 - Slide

Reactieafstand en stopafstand
Reactieafstand = snelheid x reactietijd.
Stopafstand = reactieafstand + remweg. 

Slide 44 - Slide

Begrippen 5.4
Reactieafstand: Afstand die een voertuig aflegt tijdens de reactietijd.
Reactietijd: Tijd tussen zien en reageren
Remweg: Afstand die een voertuig tijdens het remmen aflegt.
Stopafstand: Totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen.
Formules:
Reactieafstand = snelheid x reactietijd.
Stopafstand = reactieafstand + remweg. 

Slide 45 - Slide

5.4 De reactieafstand en stopafstand
formule = reactie afstand = snelheid x reactietijd. 
formule =  stopafstand = reactie afstand + remweg. 

Slide 46 - Slide

Begrippen 5.4
Reactieafstand: Afstand die een voertuig aflegt tijdens de reactietijd.
Reactietijd: Tijd tussen het zien van het gevaar en het aanslaan van de remmen.
Remweg: Afstand die een voertuig tijdens het remmen aflegt.
Stopafstand: Totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen.

Slide 47 - Slide

1) Wat is de formule voor de stopafstand?

Slide 48 - Open question

1) Wat is de formule voor de stopafstand?

Slide 49 - Open question

Slide 50 - Slide

Controle van begrip
Schets in één afstand,tijd-diagram;
een versnelde beweging (1)
vertraagde beweging (2)
eenparige beweging (3)

Slide 51 - Slide

Controle van begrip

Slide 52 - Slide

Uitwerking oliespoor
a De afstand wordt steeds groter tussen de druppels.
b  Geg: afstand = 20 m
tijd = 5 s ( 5 x 1 s, de eerste stip niet meetellen !)
Gevr: gemmidelde snelheuid

gemiddelde snelheid = afstand : tijd
gemiddelde snelheid = 20 : 5 = 4 m/s

Slide 53 - Slide

Vraag 2
Justine rijdt met een snelheid van 45 km/h als zij moet remmen voor een overstekende hond. Haar reactietijd is 0,8 s.
De remweg van haar auto onder deze omstandigheden is 12 m.
Hoe groot is haar stopafstand?
Tip: Reken eerst de reactieafstand uit. 

Slide 54 - Slide

Vraag 2
Justine rijdt met een snelheid van 45 km/h als zij moet remmen voor een overstekende hond. Haar reactietijd is 0,8 s.De remweg van haar auto onder deze omstandigheden is 12 m.
Hoe groot is haar stopafstand?

Gegeven: snelheid 45 km/h = 45 : 3,6 = 12,5 m/s  reactietijd = o,8 s 
Gevraagd: reactieafstand
Formule: reactieafstand = reactietijd x snelheid
Berekening: reactieafstand = 0,8 x 12,5
Antwoord: reactiefafstand = 10 m
Stopafstand = reactieafstand + remweg
stopafstand = 10m +  12 m = 22 m

Slide 55 - Slide

Wat ga je nu doen?
- Opgaven 5.4 maken 
Let op! Opdrachten 5.1 t/m 5.3 moeten af zijn!

- Veel fout? Noteer waar het fout ging (rekenwerk, nauwkeurigheid, lezen, niet begrepen)
- Veel goed? Fijn! Doel voor deze week gehaald

Slide 56 - Slide

Zelf aan het werk
5 minuten in stilte (geen vragen), daarna fluisteren
Nodig: tekstboek, pen, papier, geo, rekenmachine
Havo: blz 192 vraag 25, 27, 30, 31, 32
Mavo: blz 182 vraag 26, 28, 29, 30, 31
Klaar? Ga aan de slag met de kennen/kunnen lijst
Geef een omschrijving van  alle begrippen (kennen) tot en met 6.3. En controleer of je de kunnen lijst beheerst.

timer
5:00

Slide 57 - Slide