§3 - Erfelijkheid - KGT

§3 - Erfelijkheid
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

Items in this lesson

§3 - Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

Startopdracht
Basis/Kader:  Maak opdracht 3 t/m 6, blz. 112-114

Kader/mavo: Huiswerk: maak opdracht 1 t/m 9 op blz. 156-159
stopwatch
00:00

Slide 2 - Slide

stopwatch
00:00000
Erfelijke eigenschappen

Slide 3 - Mind map

Thema 5: Erfelijkheid en Evolutie
Na deze paragraaf kun je uitleggen:
- Hoe wordt het genotype bepaald?
 - Wat is het fenotype?
 - Wat betekent erfelijk?
 - Kun je je fenotype aanpassen?
 - Wat het verschil is tussen een chromosoom en een gen.
 - Wat zijn chromosomenparen?
 - Wat het verschil is tussen geslachtscellen en lichaamscellen.
 - Wat er gebeurt bij bevruchting.
 - Wat voor soort tweelingen er zijn en hoe ze ontstaan.
- Wat een aangeboren ziekte is.

Slide 4 - Slide

Uiterlijk = hoe je eruit ziet ( Fenotype)

Vele eigenschappen
--> Kleur haren, ogen etc.
--> Vorm haren, ogen etc.

Veel uiterlijke eigenschappen zijn erfelijk. Alle erfelijke eigenschappen horen bij je Genotype

Slide 5 - Slide

Fenotype en Genotype
Fenoype

Slide 6 - Slide

Fenotype wordt bepaald door:

- Genotype
- Invloeden uit het milieu

Slide 7 - Slide

Chromosomen & genen & DNA

Slide 8 - Slide

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen noemen we genotype.

Slide 9 - Slide

Cel - celkern - chromosomen - genen

In elke celkern zitten 46 chromosomen.

Elk chromosoom bestaat uit vele genen. 

Een gen bepaalt een erfelijke eigenschap (kleur ogen, haren etc.)

Chromosomen bestaan uit stof DNA, zitten genen in 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Huiswerk
Kader/mavo: 
Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
Maak opdracht 1 t/m 9 op blz. 125-129
HUISWERK EN BOEKCONTROLE !!!!
stopwatch
00:00000

Slide 15 - Slide

Chromosomenparen
Lichaamscel:
46 Chromosomen / 23 chromosomenparen

Geslachtscel: eicel of zaadcel
23 chromosomen / geen chromosomenparen

Slide 16 - Slide

Het ontstaan van een baby

Slide 17 - Slide

Van eitje tot een baby

Slide 18 - Slide

Wat is een verschil tussen genotype en fenotype?
A
Het genotype is het uiterlijk en het fenotype zijn de erfelijke eigenschappen
B
Het genotype zijn de erfelijke eigenschappen en het fenotype het uiterlijk
C
Het genotype en het fenotype zijn hetzelfde

Slide 19 - Quiz

Bij welke stap komt de genotype tot stand?
Bij stap 1, 2, 3, 4 of 5

Slide 20 - Slide

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Karyogram meisje

Slide 23 - Slide

Karyogram jongen

Slide 24 - Slide

Geslachtschromosoom

2 man (XY)


Geslachtschromosoom

 vrouw (XX)





Slide 25 - Slide

Syndroom van down

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Aangeboren ziektes

Slide 31 - Slide

Tweelingen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Mutatie
Een plotselinge verandering van het genotype: 1 of meer genen zijn dan gemuteerd (veranderd). 

Slide 34 - Slide

Mutanten
Organismen waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype.

Slide 35 - Slide

Albinisme
Albinisme

Slide 36 - Slide

Variatie in genotypen

Slide 37 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
Twee geslachtscelen versmelten met elkaar.
Nakomelingen hebben altijd een andere geno en fenotype dan de ouders

Slide 38 - Slide

Ontstaan mutatie
Mutagene invloeden:
  • Mutagene stoffen bv asbest en sigarettenrook
  • straling: - Uv straling, rontgen en radioactieve straling

Slide 39 - Slide

Evolutietheorie
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en soms verdwijnen

Slide 40 - Slide

Kruisingsschema

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Hoeveel chromosomen zitten er in een celkern van een cel?

Slide 43 - Open question

Wat is het verschil tussen geslachtscellen en lichaamscellen?

Slide 44 - Open question

Bevruchting en erfelijke ziektes

Slide 45 - Slide

Bevruchting

Slide 46 - Slide

Geslacht
Je krijgt geslachtscel (X of Y) van vader en van moeder
XY = Jongen
XX = Meisje

Slide 47 - Slide

Celdeling

Slide 48 - Slide

Erfelijke ziektes
Ouders dragen genen die tot erfelijke ziekte kunnen leiden.
- Ouders weten dit niet altijd
- Soms wel, omdat ze zelf de ziekte al hebben

Slide 49 - Slide

Oorzaken aangeboren ziektes
 - Gedrag ouder (drugs, roken, alcohol, vet eten)
 - Tekort aan vitamine, gebruik medicatie, zuurstofgebrek.
- Fout in deling van cellen, waarbij er chromosomen missen of extra aanwezig zijn.

Slide 50 - Slide

Nakijken opdracht 7
A) Erfelijke ziekte is een ziekte die je krijg van je vader of moeder. Dat zit dus in het DNA. Een aangeboren ziekte heeft niets te maken met het DNA dat je van je ouders krijgt. Het ontstaat dus pas op het moment van bevruchting, tijdens de zwangerschap of bij de geboorte. 
B)  
 - Gedrag ouder (drugs, roken, alcohol, vet eten)
 - Tekort aan vitamine, gebruik medicatie, zuurstofgebrek.
- Fout in deling van cellen, waarbij er chromosomen missen of er extra zijn.

Slide 51 - Slide