Natuurkunde 5.1; Bewegingen vast leggen.

Hoofdstuk 5: bewegen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5: bewegen

Slide 1 - Slide

Wat weet je al over beweging?

Slide 2 - Slide

Tijdens het fietsen kun je versnellen of vertragen. Welke opmerkingen zijn waar?
A
Als je versnelt, ga je steeds langzamer bewegen
B
Als je vertraagt, ga je steeds langzamer bewegen
C
Als je versnelt, ga je steeds sneller bewegen
D
Als je vertraagt, ga je steeds sneller bewegen

Slide 3 - Quiz

Waarom gebeuren op besneeuwde en gladde wegen meer ongelukken dan op droge wegen?
A
Banden hebben meer grip op gladde wegen. Bij het remmen glijd je dan minder ver door.
B
Banden hebben minder grip op gladde wegen. Bij het remmen glijd je dan verder door.
C
Banden hebben minder grip op gladde wegen. Bij het remmen glijd je dan minder ver door.

Slide 4 - Quiz

Op de weg naar school fiets je met een snelheid van 18 kilometer per uur. Wat betekent dat?
A
Dat je er een minuut over doet om 18 kilometer te fietsen
B
Dat je er een uur voer doet om 18 kilometer te fietsen
C
Dat je er een seconde over doet om 18 kilometer te fietsen

Slide 5 - Quiz

Op vakantie maak je een lange fietstocht van 30 kilometer. Je fietst met een snelheid van 15 kilometer per uur. Hoe lang doe je erover?
A
een half uur
B
twee uur
C
één uur
D
vier uur

Slide 6 - Quiz

5.1: bewegingen vastleggen
Er zijn verschillende manieren om beweging vast te leggen. Dat kan bijvoorbeeld door een filmpje te maken.
In de natuurkunde gebruiken we verschillende methodes hiervoor, daar gaan we het over hebben in paragraaf 5.1

Slide 7 - Slide

De leerdoelen van 5.1: Bewegingen vastleggen
1. Je kunt uitleggen wat je op een stroboscopische foto ziet en hoe je zo’n foto maakt.
2. Je kunt benoemen welke twee dingen je moet weten om uit een stroboscopische foto de gegevens voor een afstand-tijddiagram te halen.
3. Je kunt een afstand-tijdtabel invullen.
4. Je kunt op een afstand-tijddiagram bij een tijdstip de bijbehorende afstand aflezen, en omgekeerd.

Slide 8 - Slide

Meneer Wietsema legt in een video uit hoe je beweging vast kunt leggen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Stroboscobische foto, wat moet je onthouden?
1. De foto wordt gemaakt door een stroboscooplamp
2. De stroboscooplamp geeft een kort lichtflits
3. De tijd tussen de lichtflitsen is altijd even lang

Slide 11 - Slide

Een afstand-tijdtabel van een stroboscopische foto, wat moet je onthouden?

1. De afstand weet je door de foto langs een meetlat te houden
2. De tijd weet je, omdat je de tijd tussen de lichtflitsen weet. 

Slide 12 - Slide

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden

Slide 13 - Slide

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden
We meten de afstand door naar de voorkant van de bal te kijken
I
I
I

Slide 14 - Slide

Eerste stap van een afstand-tijdtabel maken: de tijd invullen



Er is gegeven dat er elke 0,5 
seconden en flits is, daarom 
ziet de afstand-tijdtabel er als
 volgt uit:

Slide 15 - Slide

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij C?
I
A
1 cm
B
10 cm
C
100 cm
D
1 m

Slide 16 - Quiz

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij D?
I
A
2,2 cm
B
22 cm
C
220 cm
D
2,2 m

Slide 17 - Quiz

Tweede stap van een afstand-tijdtabel maken: de afstand invullen



Vul de afstand in cm in die de
bal afgelegd heeft voor 
A t/m G

Slide 18 - Slide

Van een afstand-tijdtabel naar een afstand-tijdgrafiek
Een afstand-tijdgrafiek maak je aan de hand van de tabel die je eerst maakt. 
1. Teken een assenstelsel en zet tijd langs de horzontale en afstand langs de verticale as
2. Teken de gegevens uit de tabel als punten in
3. Trek een vloeiende lijn door de punten heen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Waarom wordt een stroboscopische foto gemaakt?
A
om bewegingen vast te leggen
B
omdat een filmpje nog niet was uitgevonden
C
om meerdere voorwerpen op een foto te zien
D
om met een donkere achtergrond te werken

Slide 21 - Quiz

Wat is niet waar over een stroboscopische foto?
A
je hebt een lamp nodig die op vaste tijden flitst
B
Het moet gemaakt worden in een donkere ruimte
C
de camera moet meebewegen met het voorwerp
D
Het zijn eigenlijk veel foto's die kort na elkaar zijn genomen

Slide 22 - Quiz

Welke van de onderstaande heb je niet nodig voor het maken van een stroboscopische foto?
A
Een stroboscooplamp
B
Een lichte kamer
C
Een donkere kamer
D
Een stroboscoop

Slide 23 - Quiz

Welke informatie haal je uit een stroboscopische foto of een video?
A
Tijd en afstand
B
Temperatuur en afstand
C
Temperatuur en beweging
D
Tijd en beweging

Slide 24 - Quiz

Hier zie je een stroboscopische foto van drie verschillende bewegingen.
Welke type beweging hoort bij welke auto?
Vertraagd
Versneld
Eenparig = constante snelheid

Slide 25 - Drag question

Vertraagde beweging
Eenparige beweging
Stroboscopische foto
Versnelde beweging

Slide 26 - Drag question

Stroboscopische foto

Slide 27 - Slide

Een stroboscopische foto maak je altijd....
A
tegen een lichte achtergrond.
B
tegen een donkere achtergrond.
C
zonder achtergrond.
D
tegen een gekleurde achtergrond.

Slide 28 - Quiz

Stroboscopische foto
Video-opname

Slide 29 - Drag question

Wat is een stroboscopische foto?
A
Een aantal foto's achter elkaar geplakt
B
Een flitslamp gecombineerd met een fototoestel
C
Een lamp gecombineerd met een fototoestel
D
Een foto genomen in de discotheek

Slide 30 - Quiz

Dit is een afstand-tijddiagram.
Wat voor beweging is dit?

A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 31 - Quiz

In afbeelding 8 zie je drie afstand-tijddiagrammen.
Welke afstand-tijddiagrammen is van een versnelde beweging?
A
A
B
B
C
C

Slide 32 - Quiz

Afstand-tijddiagram

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Sleep de afstand tijd diagrammen naar de bijbehorende beweging
Een versnelde beweging
Een eenparige beweging
Een vertraagde beweging

Slide 35 - Drag question

In de figuur zie je een afstand-
tijddiagram.

Wat voor beweging is dit?
A
geen
B
eenparig
C
vertraagd
D
versneld

Slide 36 - Quiz

In de figuur zie je een afstand-
tijddiagram.

Wat voor beweging is dit?
A
een vertraagde beweging
B
een versnelde beweging
C
een eenparige beweging

Slide 37 - Quiz