Voorvoegsels en achtervoegsels in het Engels

Voorvoegsels en achtervoegsels in het Engels
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorvoegsels en achtervoegsels in het Engels

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen de studenten voorvoegsels en achtervoegsels in het Engels herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over voorvoegsels en achtervoegsels in het Engels?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn voorvoegsels en achtervoegsels?
Voorvoegsels zijn toevoegingen aan het begin van een woord, terwijl achtervoegsels worden toegevoegd aan het einde van een woord.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Veel voorkomende voorvoegsels
Enkele veel voorkomende voorvoegsels zijn 'un-' (niet), 're-' (opnieuw), en 'dis-' (niet).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden van achtervoegsels
Voorbeelden van achtervoegsels zijn '-less' (zonder), '-ful' (vol van), en '-able' (in staat om).

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Betekenis van voor- en achtervoegsels
Voorvoegsels en achtervoegsels kunnen de betekenis van een woord veranderen of aanpassen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Oefening: Herken de voorvoegsels
Laat de studenten een lijst met woorden zien en vraag ze om de voorvoegsels te markeren.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Oefening: Maak woorden met achtervoegsels
Geef de studenten enkele basiswoorden en vraag ze om nieuwe woorden te maken door achtervoegsels toe te voegen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Toepassing
Laat de studenten een kort verhaal schrijven waarin ze bewust voor- en achtervoegsels gebruiken om de betekenis van woorden te versterken.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.