2B Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 1 - Slide

Vertel het doel van de les: Aan het einde van deze les kun je het lijdend voorwerp van een zin vinden. Je leert dat je hiervoor eerst de stappen doorloopt die we tot nu toe al hebben geleerd.
Planning tot de vakantie
Nog...
Maandag
Dinsdag 
Donderdag
5 weken (16 juni)
Grammatica 6
Toets spelling bespreken
Grammatica 7
4 weken (23 juni)
Oefenen grammatica
Oefenen grammatica
Toets grammatica
3 weken (30 juni)
Boekdossier afronden
Toets inhalen/bespreken
Themales 
2 weken (7 juli)
Themales
Lesvrij
Pubquiz boeken
1 week (14 juli)
Sportdag
Lesvrij
Lesvrij

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning
- Lezen/podcast 
- Herhaling
- Uitleg lijdend voorwerp
- Aan de slag

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Planning tot de vakantie
Nog...
Maandag
Dinsdag 
Donderdag
5 weken (16 juni)
Grammatica 6
Toets spelling bespreken
Grammatica 7
4 weken (23 juni)
Oefenen grammatica
Oefenen grammatica
Toets grammatica
3 weken (30 juni)
Boekdossier afronden
Toets inhalen/bespreken
Themales 
2 weken (7 juli)
Themales
Lesvrij
Pubquiz boeken
1 week (14 juli)
Sportdag
Lesvrij
Lesvrij

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Planning tot de vakantie
Nog...
Maandag
Dinsdag 
Donderdag
5 weken (16 juni)
Grammatica 6
Toets spelling bespreken
Grammatica 7
4 weken (23 juni)
Oefenen grammatica
Oefenen grammatica
Toets grammatica
3 weken (30 juni)
Boekdossier afronden
Toets inhalen/bespreken
Themales 
2 weken (7 juli)
Themales
Lesvrij
Pubquiz boeken
1 week (14 juli)
Sportdag
Lesvrij
Lesvrij

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Doelen
Aan het einde van deze les weet ik hoe ik het lijdend voorwerp in een zin kan herkennen en benoemen. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis
- persoonsvorm
- zinsdelen
- onderwerp
- werkwoordelijk gezegde
- lijdend voorwerp

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Twee oefenzinnetjes
1. Tijdens het spelen van Fortnite heb ik een nieuwe skin verdiend. 

2. Deze zin is door Patrick gemaakt. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Ontleden
Persoonsvorm: vraagzin, getalsproef, tijdproef 
Zinsdelen: Werkwoorden apart, alles voor de persoonsvorm apart, alles wat voor de persoonsvorm zou kunnen staan apart
Onderwerp: Wie/wat + persoonsvorm?
Werkwoordelijk gezegde: persoonsvorm + alle andere werkwoorden
Let op: "te" en "aan het" voor het werkwoord betrek je ook bij het werkwoordelijk gezegde. 
Ik geef een groot cadeau aan al mijn leerlingen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Lijdend voorwerp (lv)

  • Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 
  • Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 
  • Het is belangrijk dat je weet dat niet iedere zin een lijdend voorwerp heeft.
  • Je vindt het lijdend voorwerp door de vraag te stellen: Wie/wat + gezegde + onderwerp? 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

lijdend voorwerp
Voorbeeld het lijdend voorwerp

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het lijdend voorwerp?
altijd 
Het lijdend voorwerp

Waar
zet
jij 
jouw racefiets
neer?

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
Lijdend voorwerp
Julia en Kim
gaven
aan hun moeder
een cadeautje

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het lijdend voorwerp?
De handbaltrainer zet het wedstrijdschema op Facebook. 
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op Facebook.

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Hoe vind je het lijdend voorwerp? Het lijdend voorwerp is antwoord op de vraag:

A
Wie /wat + onderwerp + gezegde?
B
Wie/wat + persoonsvorm?
C
Wie/wat + onderwerp?
D
Wie/wat + gezegde?

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Twee oefenzinnetjes
1. PSV heeft gisteren een belangrijke wedstrijd gespeeld. 

2. Ze hebben deze wedstrijd weten te winnen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions