Spelling plot les 1 t/m 8

Spelling les 1 t/m 7 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling les 1 t/m 7 

Slide 1 - Slide

wat zijn klinkers ook al weer?

Slide 2 - Open question

1. klinkerbotsing 
Klinkerbotsing betekent dat er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze bij verschillende lettergrepen horen.

Slide 3 - Slide

Weet jij een woord met klinkerbotsing?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

wat doen we als twee klinkers botsen?
Hoe los je klinkerbotsing op?

In een woord of afleiding: met een trema
- reunie [fout] → reünie
- geergerd [fout] → geërgerd
- officiele [fout] → officiële
- tweeentwintig [fout] → tweeëntwintig

In een samenstelling: met een verbindingsstreepje 
- meeeter [fout] → mee-eter

Bij meervoudsvormen (let op de klemtoon!): met een trema
- fantasieen [fout] → fantasieën
- bacterien [fout] → bacteriën


Slide 6 - Slide

Welk woord is goed?
A
poëzie
B
ge-etter
C
drieen
D
feën

Slide 7 - Quiz

opdrachten maken 
- toolbox: spelling - klinkerbotsing 
- les 1 in plot (opdr. 1 t/m 13)



Slide 8 - Slide

1.2 korte en lange klanken 
Veel woorden en namen eindigen op een klinker: Milou, code, cadeau, spray, opa, Theo, paraplu, taxi.

Bij dubbelklanken en korte klanken is er geen uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
Miloutje, codes, cadeautje, cadeaus, sprays.

Bij de meeste lange klanken ontstaat er wel een uitspraakprobleem als je er letters achter zet:
[fout] opatje, Theos boek, paraplutje, taxis.


maak een samenvatting of schrijf mee '

Slide 9 - Slide

Woorden die eindigen op een klinker mer een lange klank, zoals foto

Slide 10 - Mind map

Wat doe je met woorden dieneinidigen op een lange klank?

Slide 11 - Slide

2.1.1 verkleinvorm:
Bij korte klanken, dubbelklanken en woorden op -ee is er geen uitspraakprobleem: je zet er gewoon -tje achter. 
- bureau → bureautje
Bij woorden op -i kun je de i verlengen door er een e bij te zetten:
- taxi → taxietje
Bij woorden op é zet je er een e bij en het accentteken vervalt.
- café → cafeetje
Als je geen extra letters kunt zetten, dan gebruik je een apostrof:
- baby → baby’tje
Bij afkortingen en tekens gebruik je ook een apostrof:
- wc → wc’tje

Slide 12 - Slide

 2.1.2 meervoud:
Bij korte klanken, dubbelklanken en woorden op -ee en é is er geen uitspraakprobleem: je zet er gewoon -s achter. 

ziekte → ziektes
cadeau → cadeaus

In alle andere gevallen gebruik je een apostrof:

cola → cola’s
radio → radio’s

Bij afkortingen en tekens gebruik je ook een apostrof:

wc → wc’s
€ → €’s

Slide 13 - Slide

opdrachten maken:
- toolbox: spellimh - korte en lange klanken
- les 2 in Plot  

Slide 14 - Slide

1.3 Spelling - Van meer woorden één woord maken

Je kunt van meer woorden één woord maken. Zo'n woord noemen we een samenstelling:

bad + kamer = badkamer
bad + kamer + deur = badkamerdeur
tuin + stoel = tuinstoel
Soms moet je er een tussenletter tussen zetten. Vaak kun je horen wanneer dat moet.

Slide 15 - Slide

Schrijf een samengesteld woord op

Slide 16 - Mind map

1 Samenstelling met tussenletter -(e)n
De hoofdregel is: kijk naar het linkerwoord. Als dit een meervoud heeft op (e)n, dan schrijf je de -n ook in de samenstelling.
pan + koek = pannenkoek
paard + voer = paardenvoer

Als het linkerwoord geen meervoud heeft, of een meervoud op -s, dan schrijf je geen tussen-n.
weide + vogel = weidevogel
asperge + soep = aspergesoep

Helaas zijn er bij de tussen-n best een paar lastige gevallen. Bij 'Meer weten' vind je hier meer uitleg over.

Slide 17 - Slide

2 Samenstelling met tussenletter -s
Als je een s hoort, moet je hem schrijven.

meisje + kamer = meisjeskamer
lichaam + geur = lichaamsgeur

Soms hoor je deze tussen-s niet goed, maar moet je hem wel schrijven.
Dit kun je ontdekken door een andere samenstelling met hetzelfde beginwoord te maken.

meisjeskamer, dus ook meisjesspeelgoed
lichaamsgeur, dus ook lichaamsscanner
stationsgebouw, dus ook stationsstraat

Slide 18 - Slide

3 Van andere woordsoorten een woord maken

 Je kunt ook van andere woordsoorten één woord maken.

daar + om + heen = daaromheen
er + tegen + over = ertegenover
de + zelfde = dezelfde
een + zelfde = eenzelfde
half + uur = halfuur
twee + honderd = tweehonderd
uit + lenen = uitlenen
over + lopen = overlopen

Slide 19 - Slide

Welk woord is goed?
A
Paardestal
B
Spinnewiel
C
Zonnenbril
D
Chocoladenmelk

Slide 20 - Quiz

Waarom is dit het juiste antwoord?

Slide 21 - Open question

Schrijf zoveel mogelijk aan elkaar!

De algemene regel in het Nederlands is: schrijf zoveel mogelijk aan elkaar. Soms moet je er een liggend streepje tussen zetten of een trema gebruiken, omdat je anders problemen krijgt met de uitspraak. Zie hiervoor de toolbox Spelling - Klinkerbotsing

Als je twijfelt, zoek het woord dan op in woordenlijst.org!

Slide 22 - Slide

Opdrachten
Toolbox: Spelling - van meer woorden een woord maken 

Spelling les 3 opdracht 1 t/m 17

Slide 23 - Slide