10.2 Soorten veranderen dl2

H9: Erfelijkheid
H10: Evolutie
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

H9: Erfelijkheid
H10: Evolutie

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.2: Soorten veranderen

Slide 2 - Slide

Deze les:
- D-toets H9
- 10.2 dl2

Slide 3 - Slide

D-toets H9 + 2.2 - 2.4
Klaar? Lezen 10.2 + maken opdr. 1 t/m 4

Slide 4 - Slide

Doel en begrippen 10.2
Je leert hoe het komt dat een soort voortdurend verandert

mutatie, allel, allelfrequetie, evolutie, mutageen, puntmutatie, chromosoommutaties, genoommutatie, tetraploïde cellen, recombinatie, genetische variatie, genenpool, voortplantingssucces, natuurlijke selectie, adaptatie, selectiedruk, fitness, genetic drift, toeval, seksuele selectie, kunstmatige selectie




Slide 5 - Slide

Evolutie
"survival of the fittest" (Charles Darwin)

Slide 6 - Slide

Evolutie
Voor evolutie zijn de volgende zaken nodig:

Genetische variatie in een populatie 
Selectiedruk


Slide 7 - Slide

Genetische variatie
Genetische variatie onstaat door:

* mutaties
* recombinatie

Slide 8 - Slide

Mutaties
Bij elke celdeling kunnen kopieer- of delingsfouten plaatsvinden -> mutaties. Als dit gebeurt bij het aanmaken van geslachtscellen dan erven de nakomelingen dit veranderde DNA.

Sommige invloeden van buitenaf vergroten de kans op mutaties: UV straling, radioactieve straling, chemische stoffen (roken bijv).
Deze dingen noem je mutageen.


Slide 9 - Slide

Mutaties
Een mutatie is een verandering in de basevolgorde van het DNA of in het aantal chromosomen.
Bij een verandering in de basevolgorde in een gen kan het eiwit dat hier door wordt gecodeerd anders gaan werken. Het werkt niet meer of het werkt juist extra goed. Daardoor levert het een andere eigenschap op.


Slide 10 - Slide

Soorten mutaties
Puntmutatie: Eén base(paar) verandert. 

Chromosoommutaties: Een deel van een chromosoom verandert, vaak meerder genen.
Delen van chromosomen ontbreken, zijn dubbel, zijn omgedraaid of verplaatst.

Genoommutatie: het aantal chromosomen verandert (bijvoorbeeld trisomie 21)



Slide 11 - Slide

Puntmutatie

Slide 12 - Slide

Chromosoommutatie

Slide 13 - Slide

Genoommutatie

Slide 14 - Slide

Tetrapoloïde/ triploïde
De stof colchicine verstoort de meïose (geen trekdraden) en blijven de geslachtscellen diploïd.

Bij planten soms levensvatbaat en met voordelen: kwekers gebruiken het.

Slide 15 - Slide

Vraag
Niet alle mutaties leveren een verandering op die zichtbaar is in het fenotype.

Leg uit dat een mutatie in het gen voor oogkleur niet zichtbaar is als de mutatie plaatsvindt in een huidcel.















Slide 16 - Slide

Recombinatie
Geslachtelijke voortplanting vergroot de genetische variatie binnen een populatie omdat kinderen een toevallige combinatie van de chromosomen van hun ouders krijgen.
Dit proces heet recombinatie.

De beschikbare genen binnen een populatie heet de genenpool.

Slide 17 - Slide

Selectiedruk
Doordat in een populatie de individuen (bijna) allemaal genetisch verschillend zijn (variatie) hebben ze allemaal een grotere of kleinere kans om zich voort te planten. De gunstige genen (hoge fitness) hebben een grotere kant om in de nieuwe generatie terecht te komen dan ongunstige genen (lage fitness).
Dit proces heet natuurlijke selectie (selectiedruk).


Slide 18 - Slide

In een populatie

Het veranderen van de eigenschappen van een populatie door de selectiedruk heet adaptatie.

De allelfrequentie van het allel verandert.

Voorbeeld: Berkenspanner


Slide 19 - Slide

Evolutie
Het veranderen van soorten, tot zelfs het ontstaan van nieuwe soorten heet evolutie.

Evolutie gaat langzaam
Evolutie is niet gestuurd, je weet vooraf niet welke kant het op gaat, mutaties ontstaan bij toeval.
Evolutie is nooit klaar.

Slide 20 - Slide

Voorbeeld nu: paardenbloemen
In het veld: lichte zaden, waaien ver weg
Voordeel: Grote verspreiding van de soort.

In de stad: zwaardere zaden, waaien niet ver weg 
Voordeel: Zaden komen vaker op een geschikt stuk grond terecht.

Slide 21 - Slide

Genetic drift
Soms verandert de allelfrequentie van een populatie door iets anders dan natuurlijke selectie: door toeval.
  • Bij een bosbrand gaan toevallig meer planten met rode dan met witte bloemen dood.
  • Er worden toevallig meer individuen met rood haar geboren in een bepaalde periode (meer dan je zou verwachten op basis van de kansberekening).
Dit verschijnsel heet genetic drift.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Seksuele selectie
Bij de partnerkeuze wordt op specifieke eigenschappen gelet. Deze eigenschappen hebben daarom een hoge fitness, hoewel ze misschien niet erg handig zijn voor het individu (lange pauwenstaart, groot gewei enz.).

Dit proces heet seksuele selectie.

Slide 24 - Slide

Kunstmatige selectie
Mensen kiezen bij het kweken van planten en het fokken van dieren bewust bepaalde eigenschappen uit.

Dit proces heet kunstmatige selectie.

Slide 25 - Slide

Vraag- Welke term hoort erbij?
1. Planten die gifstoffen maken, blijven langer leven
2. Paradijsvogels met felle kleuren paren het meest
3. Poolvossen hebben kleinere oren dan woestijnvossen
4. In een gebied groeien planten met witte en paarse bloemen. Bij de aanleg van een fietspad komt het asfalt toevallig op vooral planten met witte bloemen te liggen.

GENETIC DRIFT/ NATUURLIJKE SELECTIE/ ADAPTATIE/ SEKSUELE SELECTIE

Slide 26 - Slide

Doel en begrippen 10.2
Je leert hoe het komt dat een soort voortdurend verandert

mutatie, allel, allelfrequetie, evolutie, mutageen, puntmutatie, chromosoommutaties, genoommutatie, tetraploïde cellen, recombinatie, genetische variatie, genenpool, voortplantingssucces, natuurlijke selectie, adaptatie, selectiedruk, fitness, genetic drift, toeval, seksuele selectie, kunstmatige selectie




Slide 27 - Slide

HUISWERK
Maak de opdrachten 8, 12, 13


Slide 28 - Slide