07/06/2023 Grammatica woordsoorten H5 les 3

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom!

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 11, 12 en 13 op bladzijde 133)



Slide 2 - Slide

10 minuten stillezen

Slide 3 - Slide

Grammatica woordsoorten H5 les 3

Aanwijzend voornaamwoord & vragend voornaamwoord

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken 
- Wat weet je nog?
- Uitleg theorie
- Werken aan de opdracht
 
Aan het einde van de les kan een aanwijzend voornaamwoord in een zin benoemen  
Aan het einde van de les kan je een vragend voornaamwoord in een zin benoemen. 

Slide 5 - Slide

Huiswerk bespreken 
 Opdracht 11, 12 en 13 op bladzijde 133

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 7 - Slide

Welke aanwijzend voornaamwoorden zijn er?

Slide 8 - Mind map

Welke vragend voornaamwoorden zijn er?

Slide 9 - Mind map

Dat boek daar op de plank is het boek dat ik wilde lezen.
aanwijzend voornaamwoord
zelfstandig naamwoord
voorzetsel
persoonlijk voornaamwoord
dat  
op
ik
plank

Slide 10 - Drag question

Welke laptop is de beste keuze voor grafisch ontwerp?


Wat is het vragend voornaamwoord in deze zin?

Slide 11 - Open question

Waar gaat dat restaurant daar aan de overkant om bekend staan?

Wat is het vragend voornaamwoord in deze zin?

Slide 12 - Open question

Die rode mountainbike zou ik eerder kopen dan zo'n blauwe.

Welke aanwijzende voornaamwoorden zitten in deze zin?

Slide 13 - Open question

Uitleg theorie 
Aanwijzend voornaamwoord & vragend voornaamwoord 

Slide 14 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst iets of iemand aan:
  • Morgen gaan we naar die film en daarna naar dat leuke restaurant.
  • Heb je deze schoenen al gepast?

De meeste aanwijzend voornaamwoorden gebruik je bijvoeglijk, het staat dan voor een zelfstandig naamwoord:
  • Het woord - dit / dat -> dit proefwerk 
  • De woord - deze / die -> deze vrouw 

Slide 15 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord 
Dit, dat, die en deze kan ook zonder zelfstandig naamwoord gebruikt worden (zelfstandig dus): 
  • Dat was leuk! Kunnen we dit nog een keertje doen?
  • Mooie sneakers, die wil ik ook! 

Alle aanwijzend voornaamwoorden:
  • deze, die, dit, dat, zo'n, zulke, dergelijke, dezelfde, hetzelfde 

Slide 16 - Slide

Vragend voornaamwoord 
Een vragend voornaamwoord (vrv) vraagt naar personen en dingen:
  • Wie is dat?
  • Welke boeken heb jij dit jaar gelezen?

Het kan zowel zelfstandig (wie ben jij?) als bijvoeglijk (welke boeken heb jij gelezen?)

Er zijn vier vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk(e) en wat voor (een)

Slide 17 - Slide

Vragend voornaamwoord 
Het staat vaak vooraan de zin, maar kan ook aan het begin van een bijzin staan:
  • Ik vraag me af wie mij vannacht gebeld heeft?
  • Weet jij wat voor rekenmachine het snelst is?

Vragende voornaamwoorden verwijzen altijd naar iets of iemand. Andere woorden aan het beginnen van een vragende zin zijn dus geen vragende voornaamwoorden!

Slide 18 - Slide

Oefenen

Slide 19 - Slide

Oefenen
1. Wie zou er nog iets geven voor zulke oude barbiepoppen?
2. Ik moet iemand om hulp vragen, want dit klusje kan ik zelf niet aan. 
3. Heeft u misschien wat over voor de Nierstichting?
4. Weten jullie voor welke artiest iedereen hier in de rij staat?
5. Jos probeerde alles om ook zo'n leuke vriendin te krijgen, maar niks werkte.

Kies uit: blw, olw, zww, hww, kww, bn, zn, vz, psv, bzv, av, vrv

Slide 20 - Slide

Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 14 en 15 op bladzijde 134 
Hoe? Zelfstandig 
Tijd? Tot het einde van de les, het is huiswerk voor 14/06/23 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs 
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk



timer
1:00

Slide 21 - Slide

Huiswerk

Voor volgende week woensdag 14/06/2023 moet opdracht 14 en 15 op bladzijde 135 af zijn.

Schrijf dit op in je plenda!

Slide 22 - Slide