SK 3h Nova 3b scheikunde H6.1/6.2/6.3/6.4

Lesplanning
0 min    
2 min    Uitleggen doelen deze les
5 min    Theorie uitleg
15 min  Zelfstandig werken/ huiswerkcontrole
35 min Filmpje

Inhoud
Werkvorm
Ontvangst
Individueel
Lesdoelen uitleggen
Klassikaal
Quizz over lesdoelen
Klassikaal
Alle Leerdoelen samenvatten
Klassikaal
Afsluiting herhalen doelen deze les
Klassikaal
Lesplanning
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning
0 min    
2 min    Uitleggen doelen deze les
5 min    Theorie uitleg
15 min  Zelfstandig werken/ huiswerkcontrole
35 min Filmpje

Inhoud
Werkvorm
Ontvangst
Individueel
Lesdoelen uitleggen
Klassikaal
Quizz over lesdoelen
Klassikaal
Alle Leerdoelen samenvatten
Klassikaal
Afsluiting herhalen doelen deze les
Klassikaal
Lesplanning

Slide 1 - Slide

Reacties met vetten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen H6.1
  • Je kunt het verschil benoemen tussen intensieve en biologische landbouw
  • Je kunt het verschil benoemen tussen hoofdelementen en spoorelementen
  • Je kunt uitleggen wat eutrofiering is
  • Je kent drie manieren van conserveren
  • Je kunt het het nut van E-nummer uitleggen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 6.2 voedingsstoffen

  • Je kunt uitleggen wat koolhydraten zijn
  • Je kunt uitleggen wat vetten/olieen zijn
  • Je kunt uitleggen wat eiwitten zijn
  • Je kunt uitleggen wat vezels/minaralen zijn
  • Je kunt uitleggen wat de energiewaarde betekent

Slide 4 - Slide

Koolhydraten (suikers)
Sachariden = moeilijke naam voor koolhydraten
Glucose: 1 sacharide --> monosacharide

Sacharose: 2 sachariden --> disacharide

zetmeel: veel sachariden --> polysacharide

Slide 5 - Slide

Vetten

  1. Smeerolie en vetten - Aardolie (alkanen)
  2. Vetten in voedsel - 
olie (plantaardig)
vetten (dierlijk)

Binas: 67

Slide 6 - Slide

Bouw van eiwitten
  • Een eiwit is een polypeptide, opgebouwd uit aminozuren
  • In een eiwit zijn peptidebindingen (amide) aanwezig.
  • Zie Binas tabel 67H1.

Slide 7 - Slide

Energiewaarde
  • Brandstoffen hebben een bepaalde energiewaarde
  • Zoveel energie krijg je als je 100 g of 100 mL eet/drinkt 
  • We drukken dit uit in J of zoals vroeger in cal 
  • 1 cal = 4,18 J
  • dames 14-18 jaar: 2200-2500 kcal
  • mannen 14-18 jaar: 2900-3300 kcal 

Slide 8 - Slide

Mineralen

Slide 9 - Slide

LD 6.3 Persoonlijke verzorging

  • Je kunt verschillende functies van cosmetische producten uitleggen
  • Je kunt uitleggen hoe zeep wast
  • Je kunt uitleggen hoe zeepmolecuulen eruit zien
  • Je kunt een emulgator uitleggen
  • Je kunt uitleggen wat nanodeltjes zijn

Slide 10 - Slide

Cosmetische producten

  • Hygiene (zeep shampoo)
  • Verfraaien (make-up, parfum)
  • Beschermen (zonnebrand creme, Labello)

Slide 11 - Slide

Hoe wast zeep?
Zeep is basis pH>7

Slide 12 - Slide

Zeep vorm micellen

Slide 13 - Slide

Zeep

Slide 14 - Slide

Je kan een emulgator uitleggen
Zeep sluit vet op in een zeepbel, daardoor kan vet opgelost worden in water.
Zeep ontvet je huid dus heb je een hydraterende creme nodig(emulsie).

Slide 15 - Slide

Nanodeeltjes
Voorbeelden: 
TiO2 en ZnO in zonnebrandcrème
SiO2 in tandpasta
ZnO in huidcrèmes 

-->als nanodeeltjes zijn ze effectiever, omdat het kleinere deeltjes zijn en dus meer oppervlak hebben.

Slide 16 - Slide

Welk product is een geen cosmetisch middel?
A
Tandpasta
B
Wasmiddel
C
Parfum
D
Shampoo

Slide 17 - Quiz

Cosmetische middelen zijn
A
Schoonmaakmiddelen
B
Alleen voor vrouwen
C
Lichaam wassen, reinigen en verzorgen

Slide 18 - Quiz

Zeep heeft een
A
Hydrofobe kop
B
Hydrofiele kop
C
Is geheel hydrofiel

Slide 19 - Quiz

Zeep is een basische oplossing. Wat kan je zeggen over de pH van zeep?
A
pH < 7
B
pH > 7
C
pH = 7
D
pH = 12

Slide 20 - Quiz

Wat verwijder je met zeep?
A
Talg
B
Bacteriën
C
Vuil
D
Huid

Slide 21 - Quiz

2: Is zeep een emulgator? Zo niet, wat is zeep dan wel?

A
nee, zeep is een oplossing
B
ja, zeep is een emulgator
C
nee, zeep is een emulsie

Slide 22 - Quiz

zeep heeft een
A
hydrofiele kop
B
hydrofobe staart
C
hydrofobe kop
D
hydrofiele staart

Slide 23 - Quiz

En wat is het hydrofiele deel van een zeepmolecuul?
A
De kop
B
De staart
C
Het midden
D
Het hele zeepdeeltje

Slide 24 - Quiz

Hoe heet een vetbolletje dat omringt is door zeepmoleculen zodat het geheel oplosbaar wordt?
A
De kop
B
Hydrofoob
C
Een micel
D
Crème

Slide 25 - Quiz

TiO2 zit in
A
nanodeeltjes
B
huidcrèmes
C
zonnebrandcrèmes
D
tandpasta

Slide 26 - Quiz

Laatste vraag
Hoe groot zijn nanodeeltjes?
A
1 - 100 mm
B
1 - 100 nm
C
1 - 100 dm
D
1 - 100 cm

Slide 27 - Quiz

LD 6.4 Schoonmaakmidellen

  • Je kunt verschillende manieren van schoonmaken herkennen en benoemen
  • Je kunt pH uitleggen (zuren en basen)
  • Je kunt pH bepalen
  • Je kunt een schoonmaakmiddel kiezen
  • Je kunt titratie uitvoeren

Slide 28 - Slide

Schoonmaken

Slide 29 - Slide

Schoonmaken op verschillende manieren
  • Mechanisch reinigen
  • Oplossen
  • Desinfecteren
  • Chemisch reinigen 

Slide 30 - Slide

Schoonmaken met water en zeep
Hydrofiel = waterlievend
Hydrofoob = watervrezend

Slide 31 - Slide

Schoonmaken met zuren en basen






Zuur                                               Base

Slide 32 - Slide

Schoonmaken

Zure schoonmaakmiddelen zijn geschikt om kalk op te lossen. (Schoonmaak azijn, antikal, zoutzuur)


Basische schoonmaakmiddelen zijn geschikt om vetten op te lossen. (Ammonia, gootsteenontstopper, soda)

Slide 33 - Slide

Titratie

Slide 34 - Slide

  Titratie

Slide 35 - Slide